ECLI:NL:RBAMS:2021:2999

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
AMS 21/2574
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij intrekking bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, een echtpaar met vijf minderjarige kinderen, hebben bezwaar gemaakt tegen de intrekking van hun bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De intrekking vond plaats op basis van de Participatiewet, omdat verweerder niet kon vaststellen of verzoekers recht hadden op de uitkering, aangezien zij niet alle verzochte informatie hadden overgelegd.

Verzoekers hebben op 4 mei 2021 een besluit ontvangen waarin hun bijstandsuitkering werd ingetrokken. Ze hebben bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat het besluit geschorst zou worden en zij weer voorschotten zouden ontvangen. Tijdens de zitting op 28 mei 2021, die via een beeldverbinding plaatsvond, hebben verzoekers hun standpunt toegelicht, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De rechter concludeert dat verzoekers niet voldoende inzicht hebben gegeven in hun inkomsten en uitgaven, wat noodzakelijk is voor het recht op bijstandsuitkering. Ondanks dat verzoekers claimen alle verzochte informatie tijdig te hebben verstrekt, zijn er vragen gerezen over hun recht op bijstandsuitkering. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar tegen het bestreden besluit geen redelijke kans van slagen heeft.

De uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, in aanwezigheid van griffier mr. R.S.H.M. Hussien. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/2574
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juni 2021 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers,

(gemachtigde: mr. E. Tahitu),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam ,verweerder
(gemachtigde: H.H.J. ten Hoope).

Procesverloop

Met het besluit van 4 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering van verzoekers op grond van de Participatiewet (Pw) ingetrokken.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt het bestreden besluit te schorsen en aan verzoekers weer voorschotten te verstrekken.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verzoekers hebben aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2021 door middel van een beeld- en geluidverbinding via Skype voor Bedrijven. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Relevante feiten en besluitvorming
2.1.
Verzoekers zijn met elkaar gehuwd en hebben vijf minderjarige kinderen. In het kader van een rechtmatigheidsonderzoek heeft verweerder verzoekers bij brief van 7 maart 2021 verzocht alle informatie over te leggen die in die brief vermeld staat. Met het besluit van 8 april 2021 heeft verweerder verzoekers meegedeeld dat hun bijstandsuitkering met ingang van 31 maart 2021 is opgeschort omdat zij niet alle verzochte informatie hebben overgelegd. Verzoekers moeten uiterlijk 22 april 2021 de in het besluit van 8 april 2021 verzochte informatie overleggen.
2.2.
Met het bestreden besluit heeft verweerder de bijstandsuitkering van verzoekers op grond van artikel 54, vierde lid, van de Pw ingetrokken. Verweerder kan niet vaststellen of verzoekers recht hebben op een bijstandsuitkering, omdat zij niet alle verzochte informatie hebben overgelegd.
2.3.
In het verweerschrift stelt verweerder zich op het standpunt dat het bestreden besluit ten onrechte is gebaseerd op artikel 54, vierde lid, van de Pw. De grondslag voor het bestreden besluit moet artikel 54, derde lid, van de Pw zijn. Op de zitting heeft verweerder dit standpunt toegelicht en naar voren gebracht dat uit de bankafschriften van verzoekers blijkt dat daarop de afgelopen zes maanden maandelijks substantiële bedragen zijn bijgeschreven. Ook hebben zij substantiële bedragen uitgegeven; bedragen die hoger liggen dan wat zij zich kunnen veroorloven met alleen een bijstandsuitkering. Omdat verzoekers hun inkomsten en uitgaven over de afgelopen zes maanden niet inzichtelijk hebben kunnen maken, kan verweerder niet vaststellen of zij recht hebben op een bijstandsuitkering.
Standpunt verzoekers
3. Verzoekers voeren aan dat zij alle verzochte informatie op tijd hebben verstrekt aan verweerder. Zij hebben geld geleend van hun familieleden, omdat zij financiële problemen hebben. Die leningen lossen zij contant af met opnames van hun creditcard. Verweerder houdt ten onrechte geen rekening met hun persoonlijke omstandigheden.
Oordeel voorzieningenrechter
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder terecht het standpunt heeft ingenomen dat verweerder niet kan vaststellen of verzoekers recht hebben op een bijstandsuitkering. Verzoekers hebben nagenoeg alle verzochte informatie overgelegd. Die overlegde informatie roept echter terecht vragen op over het recht van verzoekers op een bijstandsuitkering. Voor een recht op een bijstandsuitkering moet namelijk elk bedrag dat binnenkomt en elk bedrag dat wordt uitgegeven, kunnen worden verantwoord door voldoende inzicht te geven in die inkomsten en uitgaven. Dat hebben verzoekers niet gedaan. De persoonlijke omstandigheden van verzoekers, hoe vervelend die ook zijn, leiden niet tot een ander oordeel.
5. Het bezwaar tegen het bestreden besluit heeft gelet op het voorgaande geen redelijke kans van slagen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.S.H.M. Hussien, griffier
.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.