ECLI:NL:RBAMS:2021:2993

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
C/13/701304 / KG ZA 21-348
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van contracten met WMO-zorgverlener door Gemeente Amsterdam wegens integriteitsrisico's

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser 1] B.V. en de Gemeente Amsterdam. De zaak betreft de ontbinding van contracten tussen de Gemeente en [eiser 1] B.V. wegens gesignaleerde integriteitsrisico's. De Gemeente had op 29 maart 2021 aangekondigd alle lopende overeenkomsten met [eiser 1] per 1 mei 2021 te willen ontbinden, omdat [eiser 1] en haar bestuurder, [eiser 2], verdacht werden van fiscale strafbare feiten. De eisers vorderden in kort geding dat de Gemeente de ontbinding ongedaan zou maken en dat er een diepgaand onderzoek zou plaatsvinden naar de BV. De Gemeente voerde aan dat er voldoende gronden waren voor ontbinding op basis van de Beleidsregel Integriteit en Overeenkomsten (BIO). De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente in redelijkheid de ontbinding had kunnen aanmerken als proportioneel, gezien de ernst van de integriteitsrisico's. De vorderingen van [eiser 1] werden afgewezen, en de Gemeente werd in het gelijk gesteld. Tevens werd [eiser 1] veroordeeld om mee te werken aan de overdracht van cliënten aan derden, met een dwangsom als sanctie voor niet-naleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/701304 / KG ZA 21-348 EAM/MAH
Vonnis in kort geding van 9 juni 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie bij dagvaarding van 28 april 2021 en akte eiswijziging van 20 mei 2021,
verweerders in reconventie,
advocaten mr. M.J.J.M. Essers en mr. E.S. Haalebos te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie bij akte van 21 mei 2021,
advocaat mr. E. van der Hoeven te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ook [eiser 1] en de Gemeente worden genoemd. Eiseres sub 1 zal ook “de BV” worden genoemd, eisers 2 en 3 ook: [eiser 1] . Eiser 2 zal afzonderlijk ook worden aangeduid als: [eiser 2] .

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting op 26 mei 2021 waren aanwezig:
- aan de kant van [eiser 1] : eisers 2 en 3 (het echtpaar [eiser 2] ), met mr. Essers en mr. Haalebos,
- aan de kant van de Gemeente: mr. [naam 1] , juridisch adviseur, met mr. Van der Hoeven.
Verder waren als toehoorder aanwezig:
- aan de kant van [eiser 1] : mr. H.J.J. Hendrikse, advocaat van [eiser 2] in een andere zaak,
- aan de kant van de Gemeente: [naam 2] , [functie 1] en [naam 3] , [functie 2] ).
1.2.
[eiser 1] heeft de dagvaarding en de eiswijziging toegelicht. De Gemeente heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord, met daarin een eis in reconventie. Tegen deze tegenvordering heeft [eiser 1] verweer gevoerd. Partijen hebben geconcludeerd tot weigering van de over en weer gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Het echtpaar [eiser 2] is sinds 2013 onder de naam [eiser 1] als eenmanszaak actief in Amsterdam op het gebied van hulp en zorg.
Op 30 maart 2020 is de onderneming voortgezet door de BV.
[eiser 2] is indirect enig aandeelhouder en bestuurder van de BV en heeft de dagelijkse leiding.
2.2.
De BV heeft 55 werknemers en biedt vanuit 2 vestigingen in Amsterdam zorg en hulp aan ongeveer 150 cliënten. De ene vestiging betreft logeeropvang (16 bedden) en de andere dagbesteding en logeeropvang (20 bedden).
2.3.
Ongeveer 30-40% van de activiteiten van de BV bestaat uit verpleegkundige thuiszorg op grond van de Zorgverzekeringswet. De overige 60-70% bestaat uit huishoudelijke thuiszorg op grond van de Wet Maatschappelijke ondersteuning (WMO). De WMO-zorg verricht de BV op basis van contracten met (uitsluitend) de Gemeente Amsterdam.
2.4.
De Gemeente heeft [deels na aanbesteding] de volgende overeenkomsten van opdracht gesloten:
a. a) met [eiser 1] : de raamovereenkomst (AIS-2016-0032) d.d. 23 mei 2017 (hierna: Raamovereenkomst 2017), lopende tot 31 december 2020;
b) met de BV: de raamovereenkomst d.d. 21 januari 2021 (AIS-2019-00350047) Logeeropvang (hierna: Raamovereenkomst 2021), lopende tot 31 december 2023;
c) met [eiser 1] : de overbruggingsovereenkomst d.d. 3 maart 2021 Ambulante ondersteuning, Dagbesteding, Hulp bij huishouden en Trekker Alliantie (hierna: Overbruggingsovereenkomst 2021), lopende tot 1 januari 2022.
Deze overeenkomsten (hierna: de Overeenkomsten) zijn door [eiser 2] getekend namens [eiser 1] /de BV.
2.5.
Bij brief van 29 maart 2021 aan de advocaat van [eiser 1] maakt de Gemeente het voornemen kenbaar om alle lopende overeenkomsten met [eiser 1] per 1 mei 2021 vanwege gesignaleerde integriteitsrisico’s buitengerechtelijk te ontbinden op grond van artikel 28 Algemene Inkoopvoorwaarden voor leveringen en diensten Gemeente Amsterdam (AIV), de Beleidsregel Integriteit en Overeenkomsten (BIO) en de contractuele integriteitsclausules. Daarbij ontbindt de Gemeente in deze brief ook de Raamovereenkomst 2021 zo nodig per direct op grond van artikel 23 van die overeenkomst, maar zij stelt primair dat deze overeenkomst niet tot stand is gekomen.
Als grond voor de ontbindingen noemt de Gemeente dat zij van het OM heeft vernomen dat de BV, althans haar bestuurder [eiser 1] Beheer B.V., althans [eiser 2] en zijn zoon ( [de zoon] ), al geruime tijd worden verdacht van (fiscale) strafbare feiten en daarover verhoord zijn in september 2020, maar dat zij een en ander ten onrechte niet aan de Gemeente hebben gemeld. De Gemeente stelt graag in gesprek te gaan over de verdenkingen en de manier waarop de gevolgen van de ontbinding voor het personeel van [eiser 1] kunnen worden beperkt en een zorgvuldige en voortvarende overdracht van cliënten kan worden bewerkstelligd. [eiser 1] krijgt een week om te reageren op het voornemen tot ontbinding.
2.6.
[eiser 1] betoogt bij brief van haar advocaat van 6 april 2021 dat ontbinding niet is toegestaan, althans niet proportioneel is.
2.7.
Op 13 april 2021 vindt er een gesprek tussen partijen plaats. Bij brief van 20 april 2021 ontbindt de Gemeente de Overeenkomsten per 15 mei 2021 en verbiedt zij [eiser 1] en aan haar gelieerde entiteiten nog nieuwe cliënten aan te nemen. Verder verzoekt de Gemeente [eiser 1] om voor 1 mei 2021 een overdrachtsplan in te dienen aan de hand van de bij de brief gevoegde documenten.
2.8.
Artikel 19 Raamovereenkomst 2017 luidt, voor zover relevant:
“1 Op deze overeenkomst is de Beleidsregel Integriteit en Overeenkomsten, verder te noemen "BIO” van toepassing. (…) Contractant verklaart kennis te hebben kunnen nemen van de BIO (…).
2 Contractant verklaart dat op het moment van het sluiten van deze Overeenkomst geen Integriteitsrisico op hem van toepassing is. Onder Integriteitsrisico wordt verstaan:
a.
a) het door Contractant verrichten van gedragingen c.q. het plegen van of deelnemen aan misdrijven of overtredingen als vermeld in artikel 4 en 5 van de BIO. Onder deelnemen aan een misdrijf of overtreding wordt verstaan: het doen plegen, medeplegen, uitlokken en medeplichtigheid als bedoeld in artikel 47 en 48 Wetboek van Strafrecht;
b) het feit dat tegen Contractant strafvervolging is ingesteld;
c) het door Contractant niet tijdig voldoen aan zijn verplichtingen ten aanzien van sociale zekerheidsbijdragen en/of belastingen.
3 Contractant verklaart geen kennis te hebben van Integriteitsrisico's die op aan Contractant gelieerde partijen van toepassing zijn. Personen of partijen worden in ieder geval, maar niet uitsluitend, geacht gelieerd te zijn aan Contractant indien zij:

direct of indirect leiding aan Contractant geven;

bij de uitvoering van de Overeenkomst een belangrijke rol vervullen of hebben vervuld;

over Contractant zeggenschap hebben;

aan Contractant vermogen verschaffen;

onderdeel zijn van dezelfde groep als bedoeld in artikel 2:24b BW

of anderszins in een samenwerkingsverband tot Contractant T staan;
4 Contractant verplicht zich om zich gedurende de looptijd van de overeenkomst te onthouden van niet-integere gedragingen, waaronder in ieder geval worden de verstaan de gedragingen als bedoeld in het tweede lid onder a en c van dit artikel.
(…)
6 Contractant zal de Gemeente onverwijld op de hoogte stellen indien en zodra Contractant kennis heeft genomen van het feit dat hij onderwerp is van strafrechtelijk onderzoek of dat tegen Contractant of een aan Contractant gelieerde partij strafvervolging is ingesteld.
(…)
11 De gemeente kan de uitvoering van de Overeenkomst en elke andere overeenkomst tussen de Contractant en de gemeente onmiddellijk en naar eigen keuze opschorten, of beëindigen door middel van ontbinding of opzegging, zonder gehouden te zijn tot vergoeding van eventuele schade en zonder daarbij een termijn in acht te hoeven nemen, indien:

Contractant niet conform de waarheid heeft verklaard ten aanzien van het bepaalde in het tweede bullit van dit lid;
(…)
• Door de bevoegde autoriteiten strafvervolging tegen Contractant of een aan Contractant gelieerde partij is ingesteld.
• Contractant niet tijdig heeft voldaan aan zijn verplichtingen ten aanzien van sociale zekerheidsbijdragen en/of belastingen.
• Contractant of de derde partij als vermeld in lid 8 van dit artikel onvoldoende zijn/haar medewerking heeft verleend in het kader van een screening door de Gemeente of een in opdracht van de Gemeente uitgevoerde screening, bijvoorbeeld maar niet uitsluitend als sprake is van een omstandigheid als beschreven in artikel 4 Wet Bibob.
• Ten aanzien van Contractant sprake is van andere integriteitsrisico's dan vermeld in dit lid, waardoor onverkorte instandhouding van de Overeenkomst in redelijkheid niet van de Gemeente kan worden gevergd.
12 Alvorens de gemeente overgaat tot het opschorten, of beëindigen door middel van ontbinding of wel opzegging conform lid 11, zal de gemeente beoordelen of de te nemen maatregel proportioneel is in het licht van de ernst van de geconstateerde integriteitsrisico en de al genomen maatregelen door de Contractant.”
2.9.
Artikel 23 Raamovereenkomst 2021 bevat een inhoudelijk gelijke bepaling.
2.10.
Artikel 2 lid 5 van de Overbruggingsovereenkomst 2021 luidt:
2.11.
De BIO luidt, voor zover relevant:

(…)
(…)
(..)
(…)
(..)

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser 1] vordert na eiswijziging, op straffe van dwangsommen en met veroordeling van de Gemeente in de proces- en nakosten met wettelijke rente:
primair:
( i) de Gemeente te gebieden om de ontbinding van de Overbruggingsovereenkomst 2021, de Raamovereenkomst 2021 en, voor zover nodig de Raamovereenkomst 2017, binnen vijf dagen na dit vonnis ongedaan te maken,
(ii) de Gemeente te gebieden om haar verplichtingen uit de Overbruggingsovereenkomst 2021, de Raamovereenkomst 2021 en, voor zover nodig de Raamovereenkomst 2017, jegens [eiser 1] na te komen,
(iii) met betrekking tot de Overbruggingsovereenkomst 2021 en de Raamovereenkomst 2021: de Gemeente te verbieden om af te dwingen dat [eiser 1] haar cliënten overdraagt aan buurtteams of aan andere zorgaanbieders,
(iv) de Gemeente te gebieden om binnen vijf dagen na dit vonnis alle maatregelen ongedaan te maken die [eiser 1] belemmeren in de uitoefening van haar onderneming in verband met de uitvoering van de Overbruggingsovereenkomst 2021, de Raamovereenkomst 2021 en, voor zover nodig de Raamovereenkomst 2017 en om derhalve te faciliteren dat de BV (weer) wijzigingen kan aanbrengen in het RIS-registratiesysteem en nieuwe cliënten kan aannemen,
Subsidiair:
i. de Gemeente te gebieden om het Bureau Integriteit te vragen om binnen vijf dagen na dit vonnis een diepgaand(er) onderzoek (screening) te verrichten naar de BV, met toepassing van hoor en wederhoor en onderzoek naar beheersmaatregelen,
ii. de Gemeente te gebieden om de ontbinding van de Overbruggingsovereenkomst 2021, de Raamovereenkomst 2021 en, voor zover nodig, de Raamovereenkomst 2017 op te schorten totdat het Bureau Integriteit deze screening heeft uitgevoerd en advies heeft uitgebracht en de Gemeente een nieuwe beslissing heeft genomen over de voortzetting van de Overeenkomsten,
iii. de Gemeente te verbieden om voor dat moment af te dwingen dat [eiser 1] haar cliënten overdraagt aan buurtteams of andere zorgaanbieders,
iv. de Gemeente te gebieden om tenminste tot dat moment, toe te staan en te faciliteren dat de BV nieuwe cliënten aanneemt bij de uitvoering van de Overbruggingsovereenkomst 2021 en de Raamovereenkomst 2021,
meer subsidiair:
een andere in goede justitie te bepalen voorlopige voorziening te treffen.
3.2.
[eiser 1] stelt daartoe, kort gezegd, dat de door de Gemeente aangedragen feiten en gronden de ontbinding van de Overeenkomsten niet kunnen dragen, althans dat ontbinding - mede gelet op de belangen van personeel en clienten van [eiser 1] - disproportioneel is. Met betrekking tot de Raamovereenkomst 2017 meent [eiser 1] daarnaast dat deze niet meer kan worden ontbonden, omdat de looptijd op 31 december 2020 al was geeindigd.
Subsidiair stelt [eiser 1] dat de ontbinding moet worden opgeschort in afwachting van de uitkomst van een aan de Gemeente op te dragen diepgaandere screening van [eiser 1] . Zo kan wellicht worden voorkomen dat het personeel onnodig wordt ontslagen en de (kwetsbare) cliënten moeten worden overgedragen. Ook de Gemeente erkent immers dat er op de zorg zelf niets is aan te merken. De Overbruggingsovereenkomst 2021 loopt tot 1 januari 2022 en afhankelijk van de uitkomst van de screening en de nieuwe aanbestedingsronde kan [eiser 1] dan hopelijk de zorg aansluitend gewoon continueren. Dat is ook in het belang van cliënten en personeel.
3.3.
De Gemeente voert, samengevat, het volgende verweer. Er zijn voldoende gronden voor ontbinding. [eiser 1] ( [eiser 2] ) wordt verdacht van een strafbaar feit, te weten het meermaals niet (tijdig) doen van belastingaangifte (2014 t/m 2016). Hij heeft dit, het niet voldoen aan zijn fiscale verplichtingen, destijds (2017) niet aan de Gemeente gemeld. In 2019 is een boekenonderzoek aangekondigd. Voorts is hij op 1 september 2020 verhoord in het bijzijn van een advocaat en is hem medegedeeld dat hij werd verdacht van strafbaar handelen. Ook dit alles heeft hij niet bij de Gemeente gemeld.
De Gemeente mag met gebruikmaking van de BIO en de integriteitclausules de Overeenkomsten ontbinden. Het niet (tijdig) voldoen van belastingen wordt aangemerkt als ernstige beroepsfout in de zin van artikel 5 BIO en kwalificeert als integriteitsrisico. De Gemeente kan een beroepsfout aannemelijk maken door een erkenning van het feit door de contractspartij zelf, maar ook doordat er een strafrechtelijk onderzoek/strafvervolging is ingesteld. Dat alles is hier aan de orde. De Gemeente stelt in haar beleid dat ook het niet voldoen van belastingen/sociale zekerheidsbijdragen vormen van ‘wanbetalen’ zijn die een integriteitsrisico an sich vormen en noemt deze derhalve ook specifiek in de BIO.
[eiser 1] heeft verklaard kennis te hebben genomen van de BIO voorafgaand aan het
sluiten van de overeenkomst in 2017, en dat er op hem ( [eiser 2] ) op dat moment geen integriteitsrisico’s van toepassing waren, dat hij op dat moment had voldaan aan de zijn fiscale verplichtingen, en dat hij zich zal onthouden van niet integere gedragingen en dus tijdig zal voldoen aan sociale zekerheidsbijdragen en belastingen. [eiser 1] heeft zich verplicht om de Gemeente onverwijld op de hoogte te stellen zodra zij of een aan haar gelieerde partij onderwerp is van strafrechtelijke vervolging. Op grond van art 19 lid 3, laatste bullet, van de Raamovereenkomst 2017 is [eiser 2] gelieerd aan de B.V. [eiser 1] heeft in strijd gehandeld met deze verplichtingen en zijn eigen verklaringen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De Gemeente vordert te gebieden dat [eiser 1] op eerste verzoek van de gemeente meewerkt aan de overdracht van cliënten conform de door de Gemeente op te stellen overdrachtsplannen met bijbehorende instructies, onder verbeurte van een dwangsom van € 20.000,00 per dag met een maximum van € 1.000.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag per dag, met veroordeling van [eiser 1] in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten.
4.2.
[eiser 1] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Het geschil draait in de kern om de vraag of de Gemeente de Overeenkomsten moet voortzetten (zoals [eiser 1] stelt) of dat zij deze terecht per 15 mei 2021 buitengerechtelijk heeft ontbonden (zoals de Gemeente betoogt).
5.2.
De vordering van [eiser 1] kan alleen worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter haar standpunt zal volgen, bijvoorbeeld als de Gemeente een kennelijk ongegrond verweer voert, en indien van [eiser 1] niet kan worden gevergd dat zij de uitslag van een eventuele bodemprocedure afwacht.
5.3.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen en is ook niet betwist.
5.4.
Voorshands staat het volgende - als door de Gemeente gesteld en onderbouwd en door [eiser 1] niet (voldoende) bestreden - vast:
5.4.1.
Ingevolge de aanbesteding uit 2019 [nummer] heeft een (beperkt)
screeningsonderzoek plaatsgevonden van alle inschrijvers. Bij [eiser 1] luidde het
resultaat:
“De SU heeft geen / onvolledige informatie ontvangen om onderzoek te kunnen doen –
zie opmerkingen / Nader onderzoek is noodzakelijk.”
5.4.2.
Hierbij zijn negatieve integriteitsindicatoren geconstateerd (opvallende groei, mogelijke belastingschuld(en), 4-ton onttrokken aan liquide middelen). Vervolgens is gevraagd om nadere stukken, waaronder een zogenaamde
verklaring nakoming fiscale gegevens. De screening in het kader van de aanbesteding vond risicogestuurd plaats in november en december 2020. Toen vervolgens de aanbesteding werd ingetrokken is de screening van de zorgaanbieders ook gestopt.
5.4.3.
Nadien vernam de Gemeente van de FIOD dat [eiser 1] onderwerp was van onderzoek. Omdat er over meerdere jaren geen belastingaangiftes zijn ontvangen van [eiser 1] (toen nog eenmanszaak), is de belastingdienst een onderzoek gestart. Er is tevens onderzoek gedaan naar Ari Care, het zorgbedrijf van de zoon van het echtpaar [eiser 2] .
5.4.4.
Overtreding van fiscale regelgeving wordt meestal afgedaan door de Belastingdienst zelf, maar gaat in ernstige gevallen (fiscaal
nadeel hoger dan €100.000) naar het OM voor strafrechtelijke vervolging.
5.4.5.
De Gemeente heeft van het OM de volgende informatie ontvangen: op 24 januari 2019 is boekenonderzoek door de Belastingdienst aangekondigd aan [eiser 1] en Ari Care. Het onderzoek door de Belastingdienst naar [eiser 1] was gericht op de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2014 tot en met 2016. De auditfiles zijn naar aanleiding van de aankondiging ontvangen op 21 februari 2019 en het inleidend gesprek heeft plaatsgevonden op 28 februari 2019. Op 27 februari 2019 werden de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2015 en 2016 alsnog ingediend, na aankondiging van het boekenonderzoek.
5.4.6.
Ingevolge het aangekondigde boekenonderzoek is op 7 maart 2019 tevens een huiszoeking bij het kantoor van Ari Care gedaan. Omdat [de zoon] (de zoon) niet aanwezig was, heeft [eiser 2] de medewerkers van de FIOD toegang verschaft tot het kantoor van Ari Care en de administratie van Ari Care aan hen overhandigd.
5.4.7.
Blijkens de concept tenlastelegging van het OM wordt [eiser 2] verdacht van een strafbaar feit, te weten het meermaals niet (tijdig) doen van belastingaangifte (2014 t/m 2016), terwijl dat ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven (artikel 68 lid 1 aanhef onder a en 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen).
5.4.8.
[eiser 2] is op 1 september 2020 door de FIOD als verdachte gehoord in het bijzijn van zijn advocaat en hem is medegedeeld dat hij werd verdacht van strafbaar handelen].
5.4.9.
Het OM heeft besloten [eiser 2] te dagvaarden en heeft zijn (straf)advocaat (mr. Hendrikse) en de Gemeente daarover op 22 april 2021 geïnformeerd.
5.5.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de Gemeente de bovenstaande feiten, op grond van de toepasselijke bepalingen (zie onder 2.8 tot en met 2.11), in redelijkheid als ernstig integriteitsrisico en als voldoende grond voor ontbinding heeft kunnen aanmerken.
5.6.
De Gemeente wijst er terecht op dat het voor haar als overheidslichaam van groot belang is dat de ondernemingen met wie zij samenwerkt integer en betrouwbaar zijn. De gegunde opdrachten worden immers betaald uit publieke middelen. Met het oog daarop heeft de Gemeente de BIO opgesteld. De BIO is gepubliceerd en is van toepassing op alle door de Gemeente aangegane overeenkomsten.
5.7.
De BIO is dus van toepassing op de Overeenkomsten. [eiser 1] wist dat of behoorde dat te weten; zij heeft in de Overeenkomsten ook verklaard bekend te zijn met de inhoud van de BIO. In de Raamovereenkomst 2017 en 2021 is de toepasselijkheid nog eens expliciet bepaald in de integriteitsclausules (artikel 19 respectievelijk 23). Gelet op aard en inhoud van de BIO geldt de BIO - anders dan [eiser 1] betoogt - ook voor de Overbruggingsovereenkomst 2021, ook al omdat deze blijkens de preambule is bedoeld als verlenging van de Raamovereenkomst 2017.
5.8.
Voorop gesteld wordt dat de gedragingen van [eiser 2] en van de eenmanszaak in dit verband kunnen worden toegerekend aan de BV, aangezien de eenmanszaak de rechtsvoorganger is van de BV en [eiser 2] de feitelijk leidinggevende en belanghebbende was en is. De Overeenkomsten zijn ook alle door [eiser 2] getekend. Verder is van belang dat het begrip Integriteitsrisico in de BIO blijkens artikel 2 lid 1 ruim moet worden gezien en niet beperkt is tot hetgeen is omschreven in artikel 4, 5 en 6 van de BIO.
5.9.
Het niet doen van de belastingaangiftes over 2014-2016 is in ieder geval een Integriteitsrisico in de zin van artikel 9 lid 2 sub c van de integriteitsclausules in de Raamovereenkomst 2017 en daarmee op grond van lid 11 een grond voor ontbinding. [eiser 1] heeft niet alleen het niet doen van de belastingaangiftes verzwegen, maar ook het strafrechtelijke onderzoek niet gemeld, zelfs niet toen [eiser 2] als verdachte was verhoord in september 2020. Daarmee heeft [eiser 1] minst genomen in strijd gehandeld met de leden 2, 3, 4 en 6 van de integriteitsclausules. Een en ander kan ook worden aangemerkt als een ernstige beroepsfout zoals bedoeld in artikel 5 van de BIO.
5.10.
Volgens [eiser 1] is er geen integriteitsrisico omdat alsnog aangifte is gedaan, de aangiftes niet zijn aangepast of gecorrigeerd en de belasting inmiddels is betaald. Dat de Gemeente dit echter anders ziet is begrijpelijk. Het is namelijk niet integer jaren lang geen aangifte te doen, en dat pas te doen op het moment dat men in een onderzoek wordt betrokken en door de FIOD wordt gehoord. Waarom [eiser 2] geen aangifte heeft gedaan is niet duidelijk geworden. Geen goede reden is in ieder geval dat hij het te druk had met andere dingen. Daarbij komt dat het OM inmiddels heeft aangekondigd [eiser 2] daadwerkelijk te gaan vervolgen.
5.11.
[eiser 1] lijkt echter de ernst van de feiten te bagatelliseren en beroept zich op formaliteiten, zoals of er nu al wel of niet al formeel een strafrechtelijke dagvaarding is uitgebracht door het OM.
5.12.
[eiser 1] stelt verder dat alles nu op orde is en er een professionaliseringsslag is gemaakt en er beheersmaatregelen zijn getroffen om toekomstige integriteitsrisico’s te voorkomen, maar dit is pas in gang gezet nadat de Gemeente kenbaar had gemaakt te willen ontbinden. Waar die beheersmaatregelen precies uit bestaan, anders dan uit de instelling van een raad van commissarissen, is onvoldoende uit de verf gekomen. Het is te begrijpen dat de Gemeente daaraan op dit moment dus niet veel waarde toekent.
5.13.
Aan [eiser 1] kan worden toegegeven dat de ontbinding voor het personeel en de cliënten van [eiser 1] bijzonder zuur is. Dat weegt echter niet op tegen het belang van de Gemeente om te stoppen met een partij die een ernstig integriteitsrisico vormt. De Gemeente heeft overigens onverplicht aangeboden om de gevolgen wat te verzachten door mee te denken over het overnemen van personeel door andere zorgverleners. Verder dient de Gemeente zich in te spannen om een goede overdracht van de cliënten te verzekeren en dat heeft zij ook toegezegd.
5.14.
De slotsom is dat de Gemeente voldoende reden had om de Overeenkomsten te ontbinden en dat de beslissing om daartoe over te gaan, de wederzijdse belangen afwegende, proportioneel was. Of de Raamovereenkomst 2021 al dan niet rechtsgeldig tot stand is gekomen kan hierbij in het midden blijven, nu uit het voorgaande volgt dat er in ieder geval voldoende grond was voor ontbinding. De feiten zijn dermate ernstig dat van de Gemeente niet verwacht kan worden dat zij eerst nog een diepgaandere screening (naast het al verrichte onderzoek) uitvoert, zoals [eiser 1] subsidiair heeft gevorderd. Anders dan [eiser 1] meent is de Gemeente daar niet toe verplicht. De Gemeente kan worden gevolgd in haar betoog dat [eiser 1] desgewenst mee kan doen in de volgende contractsronde en dat in dat kader nadere screening kan plaatsvinden.
5.15.
Dat betekent dat zowel de primaire als de (meer) subsidiaire vorderingen zullen worden afgewezen.
5.16.
Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.683,00

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Nu de Overeenkomsten terecht zijn ontbonden heeft de Gemeente er recht op en belang bij dat de cliënten van [eiser 1] zo spoedig en zorgvuldig mogelijk aan derden worden overgedragen. Nu voldoende aannemelijk is geworden dat [eiser 1]
tot nu toe niet voortvarend meewerkt, hoewel de Gemeente haar daartoe in de gelegenheid heeft gesteld, zal [eiser 1] tot medewerking worden veroordeeld.
6.2.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als bepaald in de beslissing.
6.3.
[eiser 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden in verband met de samenhang met de conventie begroot op nihil.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
7.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.683,00,
7.3.
veroordeelt eisers in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
7.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.5.
gebiedt eisers op eerste verzoek van de Gemeente mee te werken aan de overdracht van cliënten conform de door de Gemeente op te stellen overdrachtsplannen met bijbehorende instructies, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag met een maximum van € 500.000,00,
7.6.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.7.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente tot op heden begroot op nihil,
7.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MAH