In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een geschil over de aanslag afvalstoffenheffing die aan eiseres is opgelegd voor het belastingjaar 2020. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had op 29 februari 2020 een aanslag opgelegd aan eiseres, die bezwaar maakte tegen deze aanslag. In de uitspraak op bezwaar van 27 februari 2020 verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar gegrond, maar eiseres ging in beroep tegen deze beslissing. De zitting vond plaats op 29 maart 2021, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar de heffingsambtenaar wel vertegenwoordigd was.
Eiseres betoogde dat de aanslag onterecht was, omdat de huishoudelijke afvalstoffen in 2019 door Milieu Service Nederland B.V. werden opgehaald en niet door de gemeente Amsterdam. Eiseres overhandigde een brief van Milieu Service Nederland B.V. als bewijs dat zij sinds 9 december 2015 het afval ophaalden van haar adres, en dat er daarom een ontheffing voor de reinigingsheffing kon worden aangevraagd. De rechtbank oordeelde echter dat de aanslag voor het jaar 2020 terecht was opgelegd, omdat de gemeente sinds 2020 zelf de huishoudelijke afvalstoffen inzamelt en eiseres gebruik maakt van een perceel waarvoor de gemeente verantwoordelijk is voor de inzameling.
De rechtbank concludeerde dat de aanslag afvalstoffenheffing voor het belastingjaar 2020 terecht was opgelegd aan eiseres en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.