ECLI:NL:RBAMS:2021:2989

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6391
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gecombineerde aanslag onroerende zaak en belastingplicht in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over een gecombineerde aanslag voor het belastingjaar 2019. De heffingsambtenaar had op 28 februari 2019 een gecombineerde aanslag opgelegd aan [eiser] voor de onroerende zaak gelegen aan [adres] te Amsterdam. Na een bezwaarprocedure, waarin de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] op 13 november 2019 ongegrond verklaarde, heeft [eiser] beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 maart 2021, waarbij [eiser] niet aanwezig was, maar de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door [heffingsambtenaar] en C.D.H. Helder. [eiser] betoogde dat de aanslag onterecht was opgelegd, omdat hij het eigendom van de onroerende zaak had overgedragen aan nieuwe eigenaren per 13 december 2018. De heffingsambtenaar stelde echter dat [eiser] nog steeds het vruchtgebruik van de onroerende zaak had, waardoor hij als belastingplichtige moest worden aangemerkt.

De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar gelijk had. De rechtbank volgde het standpunt dat degene die het vruchtgebruik heeft, als belastingplichtige moet worden beschouwd voor de gecombineerde aanslag. Aangezien [eiser] het vruchtgebruik had, was hij genothebbende van de onroerende zaak en dus belastingplichtig. De rechtbank verklaarde het beroep van [eiser] ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/6391

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

( [heffingsambtenaar] ).
Partijen worden hierna [eiser] en de heffingsambtenaar genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 28 februari 2019 (het primaire besluit) heeft de heffingsambtenaar aan [eiser] voor het belastingjaar 2019 een gecombineerde aanslag opgelegd voor de onroerende zaak [adres] te Amsterdam.
Met de uitspraak op bezwaar van 13 november 2019 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 maart 2021. [eiser] is niet verschenen. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van [heffingsambtenaar] , vergezeld door C.D.H. Helder.

Overwegingen

1. [eiser] stelt dat de gecombineerde aanslag onterecht aan hem is opgelegd. [eiser] heeft het eigendom van de [adres] overgedragen aan iemand anders dus hij is zelf niet langer de eigenaar.
2. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt gegevens uit het kadaster overgelegd. Hieruit volgt dat het eigendom belast met gebruik en bewoning van de [adres] per 13 december 2018 door [eiser] is overgedragen aan nieuwe eigenaren.
3. Volgens de heffingsambtenaar heeft [eiser] het eigendom wel overgedragen, maar heeft hij zelf nog steeds het vruchtgebruik over de [adres] . Dit volgt uit de kadastrale gegevens. De heffingsambtenaar stelt dat nu [eiser] genothebbende is van de onroerende zaak krachtens beperkt recht hij als belastingplichtig moet worden gezien.
4. De rechtbank volgt de heffingsambtenaar in het standpunt dat degene die de aan een zakelijk recht ontleende bevoegdheid heeft om de zaak te gebruiken dient te worden aangemerkt als belastingplichtig voor de gecombineerde aanslag. Nu [eiser] op grond van het vruchtgebruik de bevoegdheid heeft om, met uitsluiting van een ander, de onroerende zaak te gebruiken, is hij genothebbende daarvan.
5. De gecombineerde aanslag over het jaar 2019 is terecht aan [eiser] opgelegd. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door [eiser] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
de rechter is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.