Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam over de opschorting van de bijstandsuitkering van de eiser. De eiser, die sinds 11 maart 2002 een bijstandsuitkering ontving op grond van de Participatiewet, had zijn inlichtingenplicht geschonden door niet tijdig melding te maken van zijn detentie. Het college heeft de bijstandsuitkering van eiser opgeschort per 18 april 2020, na een signaal over zijn detentie. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het opschortingsbesluit, maar dit bezwaar werd deels gegrond verklaard, waarbij de opschorting werd gehandhaafd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in detentie verbleef van april tot juli 2020 en dat hij niet uit eigen beweging melding heeft gemaakt van deze omstandigheid. De rechtbank oordeelde dat de opschorting van de bijstandsuitkering rechtmatig was, omdat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden. De rechtbank benadrukte dat de rechtmatigheid van het opschortingsbesluit niet werd aangetast door het ontbreken van een tijdig intrekkingsbesluit. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat er geen reden was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.
De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de Participatiewet en de verplichtingen van bijstandsontvangers om relevante informatie tijdig te verstrekken aan de gemeente. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Participatiewet in haar overwegingen betrokken en de rechtmatigheid van de opschorting beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden van de zaak.