ECLI:NL:RBAMS:2021:2897

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
13/104368-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van witwassen met vrijspraak van andere tenlastegelegde feiten

Op 3 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van witwassen van een aanzienlijk bedrag van € 484.305,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 april 2020 in Amsterdam betrokken was bij een criminele ontmoeting, waarbij hij samen met een medeverdachte in een Volkswagen Up werd aangetroffen met grote hoeveelheden contant geld. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de aanhouding van de verdachte en de vondst van het geld in de auto zorgvuldig gewogen. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, evenals van geldbedragen die in een woning werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze goederen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft benadrukt dat witwassen een ernstige bedreiging vormt voor de legale economie. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij niet eerder was veroordeeld voor witwassen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/104368-20 (
Promis)
Datum uitspraak: 3 juni 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1971,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Refos en van wat de gemachtigde raadsman, mr. S. Schuurman, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – ten laste gelegd dat hij zich op 16 april 2020 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. het medeplegen van witwassen van een aantal geldbedragen (€ 120.000,00, € 364.305,00, € 200.000,00, € 115,00, € 600,00 en € 1.048,00) en een Cartier zonnebril;
2. het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen;
3. het medeplegen van het voorhanden hebben van munitie.
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Feiten en omstandigheden
Op 16 april 2020 vindt er in het kader van ondermijning een onderzoek in de parkeergarage van flatgebouw de Pontsteiger in Amsterdam plaats. In het gedeelte van de parkeerplaats dat bestemd is voor bewoners staat, volgens de verbalisant, al langere tijd, een witte Volkswagen Up geparkeerd. Wanneer de verbalisant zich in de buurt van de Volkswagen bevindt, stappen twee personen tegelijk het voertuig uit. De verbalisant herkent de persoon die op de bijrijdersstoel zat direct als een persoon die hij kort daarvoor op de Transformatorweg in een Audi SQ7 had zien rijden. Zowel verdachte als de bestuurder maken op de verbalisant een nerveuse indruk. Zij ademen zwaar en diep en kijken met geschrokken en grote ogen. Als de verbalisant oogcontact wil maken, kijken beiden naar de grond. De verbalisant vermoedt dat sprake is van een criminele ontmoeting en besluit beide personen staande te houden en te kijken in de Volkswagen Up.
In het voertuig ziet de verbalisant meerdere bundels met contant geld. Op de naar voren geklapte achterbank staat een opengeritste sporttas met bundels geld. Ook wordt geld gevonden in de verborgen ruimte van de auto. Het totale bedrag dat in de Volkswagen wordt aangetroffen is € 484.305,00.
Niet veel later wordt een andere verbalisant, die inmiddels ook ter plaatse is, door twee assistenten van de Pontsteiger aangesproken. Eén van de assistenten vertelt dat zij zojuist was benaderd door een bewoner, die haar zei dat één van de aangehouden personen vaak bij [adres] naar binnen gaat. In die woning blijkt niemand ingeschreven te staan. Hierop wordt besloten de woning binnen te treden. Verbalisanten treffen in de woning medeverdachte [medeverdachte] , de zoon van verdachte, aan.
Tijdens de doorzoeking in de woning worden op verschillende plaatsen geldbedragen aangetroffen. Zo ligt in de asbak op de salontafel in de woonkamer een stapel geldbiljetten van in totaal € 600,00 en in de lade van het tv meubel een bedrag van € 115,00. Ook ligt op de salontafel een zonnebril voorzien van de merkvermelding Cartier. In het washok wordt een koffer gevonden waarin zich een groot aantal pakketten van bij elkaar gebonden 50, 100 en 500 eurobiljetten bevindt, in totaal € 200.000,00. Daarnaast worden onder de filters van de afzuigkap verschillende delen van een vuurwapen aangetroffen, waaronder een patroonhouder gevuld met patronen. Wanneer de verschillende delen in elkaar gezet worden, vormen ze een compleet vuurwapen.
Bij de aanhouding van verdachte op 16 april 2020 is tijdens de fouillering een bedrag van € 1.048,00 aan contant geld aangetroffen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van alle tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het geldbedrag dat in de Volkswagen is aangetroffen geldt dat verdachte op de bijrijdersstoel in de auto zat, hetgeen onvoldoende is om vast te kunnen stellen dat hij zich in meer of mindere mate bewust moet zijn geweest van het geld. Verdachte had evenmin beschikkingsmacht over het geld. De auto was niet bij hem in gebruik, hij beschikte niet over een sleutel en hij reed niet in de auto.
Hetzelfde geldt voor de geldbedragen en het wapen en de munitie die zijn aangetroffen in de woning [adres] . Ook met betrekking tot die goederen kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van deze goederen in de woning dan wel dat hij beschikkingsmacht over die goederen heeft gehad. De goederen lagen uit het zicht en waren verstopt. Daarnaast blijkt niet uit het dossier dat verdachte in de woning is geweest of dat hij de bewoner van die woning was.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Uitgangspunt vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder b Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden
3.4.2
Gedeeltelijke vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde voor zover het betrekking heeft op de geldbedragen en de zonnebril die zijn aangetroffen in de woning [adres] en het geringe geldbedrag dat verdachte tijdens zijn fouillering bij zich droeg. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Geldbedragen en zonnebril [adres]
Op grond van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte de bewoner van de woning was, in de woning is geweest of om een andere reden op de hoogte was van wat zich in die woning bevond. Dat verdachte in (het voor bewoners bestemde deel van) de parkeergarage van het wooncomplex aanwezig was en dat diens zoon in de woning is aangetroffen is weliswaar belastend, maar onvoldoende om die vaststelling te doen.
Bij dit oordeel betrekt de rechtbank dat uit het dossier naar voren komt dat verschillende personen toegang tot de woning hadden en dat de woning mogelijk werd gehuurd door een ander persoon dan verdachte en zijn medeverdachte. In de woning bevonden zich voorts spullen van een derde, die door de politie zijn aangetroffen in de woning van die derde in [woonplaats] .
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat zich in de woning [adres] grote contante geldbedragen en een zonnebril bevonden.
Geringe geldbedrag tijdens fouillering aangetroffen
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot het bedrag dat tijdens de fouillering van verdachte onder hem is aangetroffen, geen sprake is van een gerechtvaardigd witwasvermoeden. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten die erop duiden dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig zou zijn. Niet valt uit te sluiten dat verdachte dit bedrag op legale wijze heeft verkregen.
3.4.3
Vrijspraak van het onder 2 en 3 tenlastegelegde – het wapen en de munitie
Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte betrokkenheid had bij de woning, kan ook niet worden bewezen dat hij wist dat er zich in die woning – achter een filter van een afzuigkap – een wapen en munitie bevonden.
3.4.4
Bewezenverklaring van de in de Volkswagen Up aangetroffen geldbedragen
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde voor zover het ziet op de in de Volkswagen aangetroffen geldbedragen (€ 120.000,00 en € 364.305,00) bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Voor een veroordeling voor medeplegen van witwassen zoals hier bedoeld is vereist dat:
- de bedragen in de tenlastelegging van misdrijf afkomstig zijn, en
dat verdachte
  • die bedragen heeft verworven, overgedragen, omgezet, gebruikt, voorhanden heeft gehad dan wel dat hij de herkomst van dit geld heeft verhuld, en
  • wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die bedragen van misdrijf afkomstig waren, en
  • daarin heeft samengewerkt met één of meer medeverdachten.
In het dossier bevinden zich geen aanknopingspunten voor een specifiek misdrijf waaruit het aangetroffen geld afkomstig zou zijn. Gelet op de grote hoeveelheid contant geld die in de auto lag en de omstandigheden waaronder verdachte en zijn medeverdachte zijn aangetroffen, is naar het oordeel van de rechtbank wel sprake van een vermoeden van witwassen. Van verdachte mag onder die omstandigheden verlangd worden dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het geld.
Verdachte heeft zich bij zijn verhoren telkens op zijn zwijgrecht beroepen.
Op de terechtzitting, waar verdachte niet is verschenen, heeft de raadsman een verklaring van verdachte op papier overgelegd. Daarin staat beschreven dat verdachte toevallig in de Volkswagen terecht is gekomen. Hij zou die dag bij zijn zoon op bezoek gaan en wist niet precies waar hij moest zijn. Verdachte had zijn auto voor een hotel geparkeerd waar hij een bekende tegenkwam met wie hij kon meerijden en die wist waar verdachte moest zijn. Verdachte wist niet dat er een grote hoeveelheid geld in de auto lag en heeft slechts vier minuten in de auto gezeten.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte, dat hij toevallig in de Volkswagen terecht zou zijn gekomen en niets af zou weten van de grote hoeveelheden geld in die auto, ongeloofwaardig.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte op de hoogte was van de hoeveelheid geld die zich in de Volkswagen bevond. Uit de camerabeelden die de politie heeft bekeken en de verklaring van verdachte zelf volgt dat verdachte en een andere man, kort voordat zij door de politie werden aangetroffen in de Volkswagen in de parkeergarage van appartementencomplex de Pontsteiger, elkaar hadden ontmoet voor het Westcord Art Hotel. Zij zijn vanaf daar kennelijk samen richting de Pontsteiger gereden. Voordat de politie besloot in de Volkswagen te kijken, zat verdachte al enige tijd met de andere man in dit voertuig. Eenmaal uitgestapt vertoonden zowel verdachte als de andere man zenuwachtig en nerveus gedrag. Zo legde verdachte een onsamenhangend verhaal af en ontweken verdachte en de andere man oogcontact met de verbalisant.
Kort daarna trof de politie in de Volkswagen een totaal bedrag van € 484.305,00 aan contant geld aan. Een geldbedrag van € 120.000,00 lag in een opengeritste sporttas op de naar voren geklapte achterbank en € 364.305,00 bevond zich in de verborgen ruimte van de auto, die op dat moment open was. Het geld was voor de verbalisant van buiten de auto zichtbaar.
De rechtbank gaat er onder deze omstandigheden vanuit dat verdachte wist van het geld in de auto en dat er sprake was van een criminele ontmoeting tussen verdachte en de andere persoon.
Een verklaring voor de herkomst van het aangetroffen geld heeft verdachte niet gegeven. Onderzoek naar het inkomen of vermogen van verdachte biedt daarvoor geen verklaring. Weliswaar is gebleken dat verdachte in 2015 een erfenis heeft ontvangen, maar er is geen verband daartussen en het in de Volkswagen aangetroffen geldbedrag gesteld of gebleken.
Een en ander leidt de rechtbank tot de conclusie dat het in de auto aangetroffen geldbedrag van € 484.305,00 uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit ook wist. De rechtbank acht hiermee bewezen dat verdachte de het geldbedrag in de Volkswagen heeft witgewassen, samen met de bestuurder van de Volkswagen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 16 april 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, geldbedragen, te weten
- een contant geldbedrag van € 120.000,00 en
- een contant geldbedrag van € 364.305,00
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat die geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte geen straf op te leggen, nu de raadsman vrijspraak heeft bepleit. De raadsman heeft verder geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van € 484.305,00. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd en komt de rechtsorde onder druk te staan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 5 januari 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor witwassen.
De rechtbank weegt bij de oplegging van de straf mee dat verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
De rechtbank slaat voor de strafmaat acht op de oriëntatiepunten die de rechtbanken hebben vastgesteld. Hierin zijn geen specifieke uitgangspunten opgenomen voor witwassen. Aansluiting wordt gezocht bij de oriëntatiepunten voor fraudedelicten. In die oriëntatiepunten is bij een benadelingsbedrag van € 250.000,00 tot € 500.000,00 als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de twaalf en achttien maanden genoemd. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van witwassen
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.R. Hofstee, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 juni 2021.