In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, woonachtig te Hoofddorp, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiseres had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen op 25 juli 2020, welke zij betwistte. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond in een uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2020. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna het onderzoek ter zitting plaatsvond op 22 april 2021. Eiseres was aanwezig, vergezeld door een derde, terwijl de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat het verhaal van eiseres, dat zij geen parkeeractiviteit had maar bezig was met het in- en uitladen van visspullen, voldoende aannemelijk was. Ondanks dat de scanfoto's geen laad- en losactiviteiten toonden, vond de rechtbank het verhaal van eiseres, in combinatie met de foto’s, doorslaggevend. Eiseres had bovendien verklaard dat er een parkeerplek vrij was voor de deur van haar zus, wat haar verhaal ondersteunde. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd en verklaarde het beroep gegrond.
De rechtbank vernietigde de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag, en droeg de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden. Deze uitspraak werd gedaan door mr. K. Oldekamp-Bakker, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier. De partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.