ECLI:NL:RBAMS:2021:2859

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
8958636 CV EXPL 21-365
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van nevenwerkzaamhedenbeding en relatiebeding door werkneemster

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen De Recruiter B.V. en een voormalige werkneemster, aangeduid als [gedaagde]. De werkneemster was in dienst bij De Recruiter als senior consultant en had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomst waren bedingen opgenomen met betrekking tot nevenwerkzaamheden en een relatiebeding. De Recruiter vorderde betaling van boetes van de werkneemster, omdat zij in november 2020 nevenwerkzaamheden zou hebben verricht voor een relatie van De Recruiter, terwijl zij nog in dienst was. De werkneemster voerde verweer en stelde dat zij niet in strijd met de arbeidsovereenkomst had gehandeld.

De kantonrechter oordeelde dat de werkneemster inderdaad contact had gehad met een relatie van De Recruiter, maar dat De Recruiter op de hoogte was van haar activiteiten en geen bezwaar had gemaakt. De kantonrechter matigde de boete tot nihil, omdat De Recruiter niet had aangetoond dat zij schade had geleden door de activiteiten van de werkneemster. Daarnaast werd geoordeeld dat de werkneemster het relatiebeding niet had overtreden, omdat de relatie waar zij contact mee had, niet als klant van De Recruiter kon worden beschouwd.

In reconventie vorderde de werkneemster erkenning van de beperking van het relatiebeding, zoals vastgelegd in een e-mail van de directeur van De Recruiter. De kantonrechter oordeelde dat deze beperking van toepassing was en dat De Recruiter aan deze beperking gebonden was. De vorderingen van De Recruiter werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8958636 CV EXPL 21-365
vonnis van: 27 mei 2021

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap De Recruiter B.V.

gevestigd te Utrecht
eiseres in conventie, verweerster in reconventie
nader te noemen: De Recruiter
gemachtigde: mr. G.G.A.J.M. van Poppel en N.I. van Schaik
t e g e n

[gedaagde]

wonende te Amsterdam
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. H.V. Hess

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 29 december 2020 met producties;
- antwoord/eis in reconventie met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 april 2021. Voor De Recruiter is [naam directeur] , directeur, verschenen, vergezeld door de gemachtigden. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. De Recruiter heeft voorafgaand aan de zitting een akte inhoudende een eiswijziging en een conclusie van antwoord in reconventie overgelegd. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[gedaagde] is op 1 september 2018 in dienst getreden bij De Recruiter als senior consultant, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
1.2.
De schriftelijke arbeidsovereenkomst met [gedaagde] bevat onder meer de volgende bedingen:
Artikel 12 Nevenwerkzaamheden
De werknemer zal gedurende de loop van deze overeenkomst niet voor een andere werkgever of opdrachtgever werkzaam zijn, noch voor eigen rekening een bedrijf of beroep uitoefenen, tenzij dit geschiedt met schriftelijke toestemming van de werkgever
Artikel 14 Relatiebeding
Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever niet toegestaan, na het eindigen van de arbeidsovereenkomst zakelijke overeenkomsten aan te gaan met klanten of overige relaties van de werkgever. Dit verbod geldt voor de periode van één jaar na beëindiging van het dienstverband.
Artikel 16 Boete
Bij overtreding van het in de artikelen 12 (…) en 14 bepaalde, verbeurt de werknemer, in afwijking van het in artikel 7:650 lid 3, lid 4 en lid 5 Burgerlijk Wetboek bepaalde, aan de werkgever een onmiddellijk opeisbare boete van € 10.000,- per overtreding, vermeerderd met € 500,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderde het recht van de werkgever om in plaats van de boete volledige schadevergoeding te vorderen.
1.3.
Op 27 oktober 2020 hebben partijen op verzoek van [gedaagde] een schriftelijke beëindigingsovereenkomst gesloten. Zij zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] op 31 januari 2021 eindigt. Haar laatste werkdag is 30 oktober 2020, waarna zij is vrijgesteld van werk met behoud van loon en emolumenten.
1.4.
Bij e-mail van 27 oktober 2020 heeft [naam directeur] , directeur van De Recruiter, aan [gedaagde] geschreven:
‘Ik heb gekeken naar het relatiebeding. En een lijst gemaakt van onze actieve klanten zodat we weten om welke relaties het gaat. Bij de geel gekleurde opdrachtgevers wil ik niet van het relatiebeding afwijken. Om extra ruimte te geven buiten het relatiebeding om geef ik hierbij toestemming om bij de wit gekleurde opdrachtgevers wel Sales, Marketing, HR en Finance vacatures te vervullen. Andere vacature types in overleg. Waarbij ik IT vacatures op voorhand uitsluit.’
In de lijst van actieve klanten is het bedrijf ‘P(..) en dochters’ (hierna P.) opgenomen en geel gearceerd.
1.5.
Bij e-mail van 10 november 2020 heeft [naam directeur] aan [gedaagde] gevraagd hoe het gaat en of het wennen is om (bijna) niet meer te werken. Haar antwoord van diezelfde dag luidt:
‘Nou ik zit niet stil ;) Voelt niet alsof ik werkloos ben haha. Veel aan het regelen, bedenken en met mensen aan het praten. Ondertussen doe ik wat werving voor vrienden met vooral start ups. Niet voor de meest dikke fees, maar wel prima om me van de straat te houden. (…)’.
1.6.
[naam directeur] heeft daar op gereageerd met:
‘Lekker druk dus nog. (…)’
1.7.
Bij e-mail van 11 november 2020 heeft [naam directeur] [gedaagde] laten weten dat hij heeft gehoord dat [gedaagde] contact heeft opgenomen met een relatie (hierna ‘E’.) over een vacature waarover zij vanuit De Recruiter eerder contact had. Hij schrijft:
‘Dat is niet de bedoeling. Je bent nog tot eind januari 2021 in dienst. Wel vrijgesteld van werk, door de vaststellingsovereenkomst. Ook hebben we je relatiebeding aangepast. Als je uit dienst bent staat het je vrij deze relaties te benaderen volgens onze afspraak. Maar op dit moment ben je nog in dienst. Heb je toegang tot ons CRM systeem, alle kandidaten en de betaalde versie van LinkedIn. Dus je zult nog even geduld moeten hebben voordat je je in de vrije markt kunt bewegen. Intussen opdrachten voor vrienden doen zoals je mailde vind ik geen probleem. Maar die moeten dan wel buiten de relaties van De Recruiter vallen.’
1.8.
[gedaagde] heeft hier dezelfde dag op geantwoord:
‘Het klopt inderdaad dat ik contact heb opgenomen met E., een door mij aangebrachte klant. Ik heb nooit eerder contact gehad met E. over de vacature waar het nu om gaat. In onze vaststellingsovereenkomst zijn we overeengekomen voor welke klanten ik niet mag werven en ik heb aangegeven geen IT gerelateerde rollen op te pakken. Ik heb je letterlijk gevraagd: wat als ik voor 31 januari andere werkzaamheden wil gaan doen en jij gaf aan dat ik vrij was om te doen wat ik wil, maar dat dit wellicht consequenties heeft voor de belasting. Ik ben bij De Recruiter weggegaan omdat jullie zelf hebben aangegeven op IT te willen focussen. Als je mij onderstaande had verteld voordat ik de overeenkomst tekende, was ik nooit akkoord gegaan en had ik je gevraagd het overeengekomen salaris in één keer uit te betalen en mijn contract per direct te beëindigen. (…)’
1.9.
[naam directeur] heeft op 12 november per e-mail aan [gedaagde] geschreven:
‘(…) We hebben afspraken gemaakt op basis van de informatie die op dat moment voorhanden was. En daar zullen we ons beide aan moeten houden. Ook ik had andere keuzes gemaakt als je had verteld dat je per direct een eigen bureau zou gaan starten en je op onze opdrachtgevers zou gaan richten.(…) Dus voor alle duidelijkheid: Zolang je nog in dienst bent bij De Recruiter is het je niet toegestaan om contact te hebben met de relaties van De Recruiter. Daarna staat het je vrij om volgens het aangepaste relatiebeding contact te onderhouden.’
1.10.
Bij e-mail van 12 november 2020 heeft [gedaagde] geantwoord:
‘(…) Ik heb gezegd in ons gesprek dat ik graag een aantal maanden mee wil om de volgende reden: als ik ga solliciteren heb ik zeker 3 maanden nodig, als ik recruitment ga oppakken, heb ik ook zeker 3 maanden nodig voordat ik kan factureren. Deze woorden heb ik letterlijk gebruikt (…) Ik heb er nooit geheimzinnig over gedaan, dat ik eventueel wat recruitment opdrachten wou oppakken totdat ik zeker weet wat ik wil en dat ik daarom ook het relatiebeding er uit wilde hebben. Ik heb het letterlijk gevraagd [naam directeur] , wat als ik andere werkzaamheden wil gaan doen en je gaf aan dat ik daar gewoon recht op heb. Een mondelinge overeenkomst is ook een overeenkomst. (…) Omdat jij geen cash hebt ben ik ermee akkoord gegaan dat je het over 3 maanden uitbetaald, daarmee heb ik jou een plezier gedaan. Ik moet nu niet de dupe worden hiervan. Jullie willen focussen op IT, om die reden verlaat ik De Recruiter. (…)’
1.11.
In een aan De Recruiter gerichte e-mail, gedateerd 12 november 2021 en afkomstig van [naam P&O manager] , P&O manager van E., staat:
‘Wilde je even laten weten dat wij een call hebben gehad met [gedaagde] en dat ik de opdracht voor de Group Controller bij haar heb neergelegd gezien haar specialisme op het gebied van Finance’.
1.12.
Bij brief van 17 november 2020 heeft de gemachtigde van De Recruiter [gedaagde] verzocht en gesommeerd de contractuele boete te betalen.
1.13.
Partijen hebben met elkaar gecorrespondeerd en voorstellen gedaan om tot een oplossing van hun geschil te komen.
1.14.
Bij e-mail van 26 november 2020 heeft [gedaagde] de arbeidsovereenkomst met De Recruiter opgezegd per 31 december 2020.
1.15.
De gemachtigde van De Recruiter heeft bij e-mail van 27 november 2020 aan [gedaagde] geschreven:
‘(…) Voor de goede orde nogmaals: door uw opzegging zullen door u geen rechten ontleend kunnen worden aan enerzijds de vaststellingsovereenkomst en anderzijds de aanvullende afspraak over de beperking van het relatiebeding (en nu hierover door u niets aangegeven wordt, mogelijk in het vermoeden dat de aanvullende afspraak (beperking relatiebeding) zou blijven gelden na uw opzegging, meent cliënte u hierbij te moeten berichten dat voor zover in rechte de aanvullende afspraak over de beperking van het relatiebeding in stand zou blijven door uw opzegging, dan vernietigt cliënte (voor zover vereist) op grond van dwaling die aanvullende afspraak, zodat u er geen beroep op kan doen. Vernietiging heeft terugwerkende kracht. Dit betekent dat die aanvullende afspraak (beperking relatiebeding|) nooit heeft bestaan.’
1.16.
In een aan [gedaagde] gerichte e-mail van onder 1.11 genoemde [naam P&O manager] , gedateerd 21 januari 2021, staat:
‘Ik heb begrepen dat er bij De Recruiter twijfels zijn over de vraag of [gedaagde] al formeel voor E(…). aan het werk was voor de vacature van Group financial controller. Dat is niet het geval. We hebben op 11 november 2020 met [gedaagde] gesproken over de vacature van Group financial controller. Dat was een prettig gesprek. Wij hadden in dat gesprek nog geen concrete afspraken met [gedaagde] gemaakt over de voorwaarden voor de opdracht en we hadden de opdracht ook nog niet aan [gedaagde] gegeven. Er was dus ook nog geen sprake van een opdrachtbevestiging,. Voordat we het contact met [gedaagde] konden voortzetten en tot afspraken konden komen, heeft [gedaagde] het contact met ons verbroken naar aanleiding van een discussie met De Recruiter. Volgens mij was dat in de loop van de volgende dag, dus dat moet 12 november geweest zijn. Sindsdien is er geen contact meer geweest. We hebben dus letterlijk maar één oriënterend gesprek met [gedaagde] gehad over een mogelijke samenwerking over de functie van Group financial controller. Van [gedaagde] begrepen we achteraf dat ze meteen na ons gesprek op 11 november 2020 op LinkedIn al een zoekopdracht had uitgezet voor de functie. Daar waren wij niet van op de hoogte en dat is niet in opdracht van E(…) gebeurd. (…).’

Vordering en verweer in conventie

2. De Recruiter vordert, na wijziging van haar eis, om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
te verklaren voor recht dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met het nevenwerkzaamhedenbeding en het relatiebeding;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de verschuldigde boetes uit artikel 16 van de arbeidsovereenkomst, van totaal € 17.000,00 voor de eerste overtreding en € 10.000,- voor de tweede overtreding te vermeerderen met € 500,00 voor iedere dag dat de tweede overtreding voortduurt, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van proceskosten, de wettelijke rente daarover en de nakosten.
3. De Recruiter voert daarvoor aan dat [gedaagde] in november 2020 nevenwerkzaamheden heeft verricht voor relatie E. Ook heeft zij op 16 november 2020 een persoonlijke holding opgericht. Met dit bedrijf heeft zij werkzaamheden voor een andere relatie van De Recruiter verricht. Zodoende heeft zij in strijd met de arbeidsovereenkomst gehandeld en is zij de boetes verschuldigd.
4. [gedaagde] voert verweer.

Vordering en verweer in reconventie

5.
[gedaagde] vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. Primair: te verklaren voor recht dat de beperking van het relatiebeding, zoals opgenomen in de e-mail van [naam directeur] van 27 oktober 2020 met als bijlage de lijst van actieve klanten, tussen partijen onverkort van toepassing is en De Recruiter daaraan is gebonden;
Subsidiair: het relatiebeding zoals opgenomen in artikel 14 van de arbeidsovereenkomst tussen partijen gedeeltelijk te vernietigen in lijn met de beperking zoals opgenomen in de e-mail van [naam directeur] van 27 oktober 2020 met als bijlage de lijst van actieve klanten;
De Recruiter te veroordelen in de proceskosten en – bij niet nakoming - de daarover verschuldigde rente.
5. [gedaagde] stelt dat De Recruiter gehouden is aan de eenzijdige toezegging opgenomen in de e-mail van 27 oktober 2020. Ook als de afspraak wel deel uitmaakt van de vaststellingsovereenkomst, dan is die nog geldig. Mocht de kantonrechter daar anders over denken, dan verzoekt [gedaagde] gedeeltelijke vernietiging van het relatiebeding, nu zij daardoor onbillijk wordt benadeeld.
6. De Recruiter voert verweer.
7. Op de standpunten van partijen in zowel conventie als reconventie zal bij de beoordeling nader worden ingegaan.

Beoordeling in conventie

Schending nevenwerkzaamhedenbeding?

8. [gedaagde] erkent dat zij in november 2020 contact heeft gehad met E. over een vacature ‘Group Controler’ en via de LinkedIn van De Recruiter een zoekopdracht voor deze vacature heeft uitgezet. Volgens haar heeft dit niet geleid tot werkzaamheden die zij in opdracht van E. heeft gedaan. Dit wordt bevestigd door E. bij monde van [naam P&O manager] in een e-mail genoemd onder 1.16. en in een overgelegde schriftelijke verklaring, gedateerd 16 april 2021.
9. Het uitzetten van een zoekopdracht voor de vacature voor E. valt strikt genomen onder het nevenwerkzaamhedenbeding. De daarvoor gevorderde boete acht de kantonrechter echter bovenmatig. Daartoe is het volgende relevant. [gedaagde] was gedurende de resterende periode van het dienstverband vrijgesteld van werkzaamheden. Uit de e-mailwisseling genoemd onder 1.5 en 1.6 blijkt dat De Recruiter ervan op de hoogte was dat [gedaagde] in die periode niet stil zat. Uit de reactie van [naam directeur] (1.6) kan worden opgemaakt dat De Recruiter er geen probleem mee had dat [gedaagde] bezig was met ‘werving voor vrienden’. Dit past ook bij de stelling van [gedaagde] dat zij met [naam directeur] had afgesproken dat ze al wat werkzaamheden voor haarzelf mocht gaan doen na 30 oktober 2020. De Recruiter verwijt [gedaagde] vooral dat zij werkzaamheden voor E. heeft verricht. Dit duidt erop dat het De Recruiter niet zozeer te doen is om het verrichten van nevenwerkzaamheden, maar om het contact dat [gedaagde] met relatie E. had. E. behoort echter tot de relaties, waarvan De Recruiter had bepaald dat deze niet onder het relatiebeding zouden vallen, voor zover het zou gaan om werving voor Sales, Marketing, HR en Finance vacatures. [gedaagde] heeft het contact met E. onmiddellijk beëindigd, nadat ze vernam van de bezwaren van De Recruiter. Dit laatste wordt ook door [naam P&O manager] bevestigd. Dat er daarna nog reacties zijn gekomen op de uitgezette vacature, betekent niet dat [gedaagde] nog werkzaamheden heeft verricht. Ten slotte heeft De Recruiter niet aannemelijk gemaakt dat zij schade heeft geleden door toedoen van [gedaagde] . De opdracht van E. is niet naar [gedaagde] gegaan. E. heeft na de ontstane discussie over de vacature ‘Group Controler’ nog 5 IT-vacatures uitgezet bij De Recruiter, zo heeft [naam P&O manager] verklaard. Dat het mislopen van de opdracht voor de vacature ‘Group Controller’ verband houdt met de activiteiten van [gedaagde] is daarom niet vast te stellen. De kantonrechter zal daarom de boete op grond van artikel 7:650 lid 6 BW matigen tot nihil.

Schending relatiebeding?

10. Uit de overgelegde stukken blijkt dat [gedaagde] op 16 november 2020, ten tijde van het dienstverband, een persoonlijke holding heeft opgericht. Deze holding, waarvan [gedaagde] enig aandeelhouder is, is vanaf 4 januari 2021 (mede)bestuurder van B-VDH b.v. Vanuit laatstgenoemd bedrijf heeft [gedaagde] voor een klant, hierna te noemen D., op haar LinkedIn pagina op 7 april 2021 een vacature gezet voor een New Business Manager. D. maakt volgens De Recruiter deel uit van concern P. Holdings b.v., een relatie van De Recruiter die niet onder de uitzonderingen op het relatiebeding valt. [gedaagde] betwist dat zij een zakelijke overeenkomst is aangegaan met een relatie van De Recruiter. Haar zakelijk partner [naam zakelijke partner] is in maart 2021 door D. benaderd voor een vacature. Omdat ook [naam zakelijke partner] bij De Recruiter heeft gewerkt en aan een relatiebeding is gebonden, heeft zij vooraf gecheckt of D. onderdeel uitmaakte van de relatie P. De managing director van D. heeft in e-mails van 31 maart 2021 en 15 april 2021 schriftelijk bevestigd dat D. sinds 1 december 2020 geen onderdeel meer is van het concern P. Holdings, een zelfstandige entiteit is en geen verplichtingen meer heeft aan het concern.
11. De vraag die moet worden beantwoord is, of D. als een klant of ‘overige relatie’ van de Recruiter moet worden beschouwd, zoals bedoeld in het relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst. In de door De Recruiter overgelegde raamovereenkomst met P. A(…) b.v. is opgenomen dat alle dochtervennootschappen (‘Groepsmaatschappijen’) van P. Holdings b.v. gerechtigd zijn tot afname van zaken en/of diensten en het plaatsen van orders bij De Recruiter en dat P.A. b.v. de raamovereenkomst mede namens deze Groepsmaatschappijen aangaat. Op het moment dat een Groepsmaatschappij een order plaatst bij De Recruiter, komt er een zelfstandige overeenkomst tot stand, wordt de Groepsmaatschappij als opdrachtgever beschouwd en kan De Recruiter bij eventueel tekortschieten in de nakoming alleen de Groepsmaatschappij aanspreken, zo is te lezen in artikel 9.2 en 9.3 van genoemde raamovereenkomst. Gesteld noch gebleken is dat D. ooit zaken of diensten heeft afgenomen van De Recruiter of opdrachten bij haar heeft geplaatst. De managing director van D. heeft schriftelijk verklaard dat zij De Recruiter niet kent en dat De Recruiter nooit voor D. heeft gewerkt. Uit het door De Recruiter overgelegde uittreksel uit het handelsregister van 4 april 2021 blijkt dat onder P. Holdings b.v. een zeer groot aantal bv’s vallen en dat de aandelen in D. worden gehouden door P.B (…) b.v., de aandelen in P.B. b.v. door P.I (…) b.v. en die in P.I. b.v. door P. Holdings b.v. Daaruit kan de conclusie worden getrokken dat D. nog wel onderdeel uitmaakt van het concern P., anders dan haar eigen managing director kennelijk veronderstelt. Dit maakt D. echter nog niet tot een relatie of klant van De Recruiter. Ook het feit dat De Recruiter op de lijst van relaties die aan [gedaagde] ter hand is gesteld ‘P(..) en dochters’ heeft genoteerd, maakt D. nog niet tot een relatie of klant. De conclusie luidt daarom dat [gedaagde] het relatiebeding niet heeft overtreden.
12. Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van De Recruiter zullen worden afgewezen.
13. De Recruiter zal als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten in conventie worden belast.

Beoordeling in reconventie

14. Het relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst is door De Recruiter bij e-mail van 27 oktober 2020 beperkt, in die zin dat De Recruiter toestemming heeft verleend aan [gedaagde] om na het einde van de arbeidsovereenkomst voor een aantal relaties (91 van de lijst van 107) bepaalde vacatures te vervullen. De Recruiter stelt zich op het standpunt dat door de eenzijdige opzegging van de arbeidsovereenkomst door [gedaagde] deze beperking is komen te vervallen, omdat deze onlosmakelijk was verbonden met de tussen partijen overeengekomen vaststellingsovereenkomst. Dit standpunt wordt niet gevolgd. In de op verzoek van [gedaagde] gemaakte vaststellingsovereenkomst is over het relatiebeding niets opgenomen. Het is duidelijk dat de beperking van het relatiebeding verband houdt met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Door de opzegging van [gedaagde] is de arbeidsovereenkomst eerder geëindigd dan partijen waren overeengekomen. Dat doet echter niets af aan de in verband met de beëindiging gedane toezegging van De Recruiter.
15. De Recruiter heeft – voor zover vereist – de beperking van het relatiebeding buitengerechtelijk vernietigd wegens dwaling. Zij zou daarmee niet akkoord zijn gegaan als [gedaagde] tijdens de onderhandelingen zou hebben benoemd dat zij voor zichzelf aan de slag wilde vóór de einddatum van haar arbeidsovereenkomst. Dit verweer gaat niet op. Het relatiebeding en ook de beperking daarvan zien op de periode na afloop van het dienstverband. Het is onaannemelijk dat De Recruiter niet heeft geweten van de plannen van [gedaagde] om in dienst van een andere werkgever dan wel voor zichzelf te gaan werken in recruitment. Een andere reden om over te gaan tot beperking van het relatiebeding is immers niet goed voorstelbaar en overigens ook niet aangevoerd door De Recruiter. In zijn mail van 11 november 2020 (onder 1.7) schrijft [naam directeur] aan [gedaagde] : ‘Dus je zult nog even geduld moeten hebben voordat je je in de vrije markt kunt bewegen. Intussen opdrachten voor vrienden doen zoals je mailde vind ik geen probleem. Maar die moeten dan wel buiten de relaties van De Recruiter vallen.’ Dit kan niet anders worden opgevat, dan dat De Recruiter op de hoogte was van de plannen van [gedaagde] . De oprichting van een b.v. in de periode dat zij was vrijgesteld van werkzaamheden is een voorbereiding op haar bestaan als zelfstandig ondernemer. Onder de hier genoemde omstandigheden mocht [gedaagde] erop vertrouwen dat De Recruiter daar geen bezwaar tegen had. Het beroep op dwaling treft daarom geen doel.
16. De primair gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.
17. De Recruiter zal als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten in reconventie worden belast, waarbij wordt uitgegaan van halve punten vanwege de samenhang van de vorderingen in conventie en reconventie.

BESLISSING

De kantonrechter:

in conventie:

wijst de vordering af;
veroordeelt De Recruiter in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 746,- aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

in reconventie:

verklaart voor recht dat de beperking van het relatiebeding, zoals opgenomen in de e-mail van [naam directeur] van 27 oktober 2020 met als bijlage de lijst van actieve klanten, tussen partijen onverkort van toepassing is en De Recruiter daaraan is gebonden;
veroordeelt De Recruiter in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 373,- aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw en te vermeerderen met de wettelijke rente indien De Recruiter na 8 dagen na betekening niet aan de veroordeling voldoet;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad};
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.