ECLI:NL:RBAMS:2021:2855

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
C/13/687862 / HA ZA 20-788
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van management fee en schadevergoeding in het kader van een managementovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 26 mei 2021, zijn twee besloten vennootschappen, eiseressen in conventie en verweersters in reconventie, betrokken bij een geschil met Heren 104 c.s., ook bestaande uit twee besloten vennootschappen. De zaak betreft een vordering tot betaling van een management fee en onbetaalde facturen, alsook schadevergoeding voor waterschade en andere kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de managementovereenkomst tussen de partijen gedeeltelijk is opgezegd, maar dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over de gevolgen van deze opzegging voor de verschuldigde vergoedingen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseressen in conventie afgewezen, omdat niet voldoende onderbouwd was dat Heren 104 c.s. aansprakelijk was voor de gevorderde bedragen. In reconventie heeft de rechtbank de vordering van Heren 104 tot ontbinding van de overeenkomst met eiseres sub 1 toegewezen, omdat de door eiseres aangebrachte coating niet voldeed aan de eisen. De rechtbank heeft ook de terugbetaling van een bedrag van € 47.722,26 aan Heren 104 toegewezen, evenals de kosten van een rapport van Maat Ingenieurs. De proceskosten zijn aan de zijde van Heren 104 c.s. toegewezen, en de rechtbank heeft de eiseressen in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/687862 / HA ZA 20-788

Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 26 mei 2021

in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1] B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2] B.V.,
beide gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. M.F. Vermeer te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEREN 104 B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
3 METZIAHS B.V.,
beide gevestigd te Amsterdam ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. J.R. Gal te Amsterdam.
Eiseressen worden hierna gezamenlijk [eiseressen] en afzonderlijk [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] genoemd. Gedaagden worden hierna gezamenlijk Heren 104 c.s. en afzonderlijk Heren 104 en 3 Metziahs genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge het vonnis van deze rechtbank van 24 februari 2021.
Tegenwoordig zijn mr. T.H. van Voorst Vader, rechter, en mr. M. Wiltjer, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • de heer [naam] , directeur van [eiseressen] ,
  • mr. Vermeer, voornoemd,
  • mr. L.W.S.E. Harinck, kantoorgenoot van mr. Vermeer,
  • mr. R. den Boogert, kantoorgenoot van mr. Vermeer,
  • de heer mr. N. Molenaar, advocaat bij en gevolmachtigde van Heren 104 c.s.,
  • mr. Gal, voornoemd.
De rechter bepaalt dat de door Heren 104 c.s. overgelegde producties 136 tot en met 139 en de door [eiseressen] overgelegde producties 32 en 33 tot het procesdossier behoren.
Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, onder meer aan de hand van de door hen overgelegde spreekaantekeningen die aan het dossier zijn toegevoegd. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dit proces-verbaal opgemaakt.
De rechtbank heeft de volgende uitspraak gedaan:

De gronden van de beslissing

in conventie

De vorderingen tegens 3 Metziahs worden afgewezen, omdat niet onderbouwd is dat 3 Metziahs opdrachtgever was van een van opdrachten waarvoor bedragen worden gevorderd.
Van Heren 104 wordt ten eerste betaling gevorderd van een management fee van (primair) € 6.050,-- dan wel (subsidiair) € 16.133,33 en [eiseres sub 2] baseert haar vorderingen op de tussen partijen gesloten managementovereenkomst. Partijen zijn het erover eens dat de managementovereenkomst door Heren 104 gedeeltelijk is opgezegd, namelijk voor wat betreft het financiële management. Die opzegging is in zoverre ook aanvaard. Daarbij is geen uitdrukkelijke afspraak gemaakt wat die opzegging betekende voor de op grond van de managementovereenkomst verschuldigde vergoeding. Dat betekent dat er dus een leemte was. De stelling van Heren 104 dat de verlaging van de management fee gelijk moet zijn aan de som waarmee de management fee is verhoogd toen het financiële management aan [eiseres sub 2] werd opgedragen is voor de hand liggend. Bij gebreke van een andersluidende overeenstemming tussen partijen gaat die interpretatie op, zodat partijen een dergelijke verlaging van de management fee tegen deze achtergrond van elkaar mochten verwachten. Het door [eiseres sub 2] aangevoerde argument dat de portefeuille van Heren 104 inmiddels gegroeid was, brengt hoogstens mee dat ook de werkzaamheden die met het financiële management gemoeid waren zouden zijn gegroeid, wat juist tot een grotere reductie van de management fee zou leiden. Het voorgaande betekent dat zowel de primaire als de subsidiaire vordering tot betaling van een additionele management fee zal worden afgewezen.
Tegen de vordering van [eiseres sub 2] tot vergoeding van kosten van € 33.972,21 heeft Heren 104 zich beroepen op opschorting conform artikel 4.2 van de managementovereenkomst. Heren 104 heeft daartoe uitvoerig onderbouwd dat de gevorderde kosten zelf onvoldoende onderbouwd zijn en dat die kosten niet te rijmen zijn met gegevens die zij heeft verkregen van huurders en uit andere bronnen. [eiseressen] heeft ter onderbouwing van de gevorderde kosten wel gegevens overgelegd, maar die gegevens leidden op hun beurt ook weer tot vragen van Heren 104 , zoals in de conclusie van antwoord in conventie uitgebreid is toegelicht. In reactie daarop zijn de door Heren 104 aangevoerde ongerijmdheden niet voldoende weersproken. Onder die omstandigheden slaagt het beroep van Heren 104 op opschorting. De vordering tot vergoeding van kosten zal worden afgewezen.
De vordering van [eiseres sub 1] tot betaling van € 1.742,33 ter zake het herstel van waterschade in het pand [adres 1] (factuur [factuurnummer 1] ) zal worden afgewezen, omdat Heren 104 voldoende onderbouwd heeft dat de schade het gevolg is van gebrekkig onderhoud door [eiseres sub 2] .
De vordering tot betaling van € 1.106,00 ter zake de marmeren plint in het pand aan de [adres 1] (factuur [factuurnummer 2] ) wordt eveneens afgewezen, omdat Heren 104 voldoende onderbouwd heeft dat de schade aan die marmeren plint verband hield met de door [eiseres sub 1] uitgevoerde bouwwerkzaamheden. [eiseres sub 1] heeft dat in enig stadium ook erkend, door te bevestigen dat zij de nieuwe plint had besteld.
De vordering tot betaling van € 331,21 ter zake de levering van lamellen zal ook worden afgewezen, omdat de heer [naam] ter zitting namens [eiseres sub 1] heeft bevestigd dat de betreffende lamellen nog niet aan Heren 104 zijn geleverd.
Dat betekent dat alle vorderingen in conventie worden afgewezen. [eiseressen] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van Heren 104 c.s. tot op heden begroot op:
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat
€ 2.228,00(twee punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.270,00
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente alsmede de nakosten worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

in reconventie

De vorderingen in reconventie zijn mede namens 3 Metziahs ingesteld, maar worden ten aanzien van 3 Metziahs afgewezen omdat niet is onderbouwd dat zij iets van [eiseressen] te vorderen heeft.
Over de gevorderde verklaring voor recht dat de met [eiseres sub 1] gesloten overeenkomst met betrekking tot de [naam project] is ontbonden, althans deze te ontbinden, en de vordering tot terugbetaling aan Heren 104 van € 47.722,26 wordt als volgt overwogen. Maat Ingenieurs en Betonkleding B.V. hebben gerapporteerd dat de door [eiseres sub 1] aangebrachte coating niet voldoet. Heren 104 heeft [eiseres sub 1] ook in gebreke gesteld en vervolgens zijn er geen herstelwerkzaamheden uitgevoerd. Dus dat zou in beginsel kunnen leiden tot toewijzing van de vordering tot ontbinding. [eiseres sub 1] heeft daartegen echter verweer gevoerd. Als eerste heeft zij betoogd dat zij heeft gewaarschuwd dat het gebruikte materiaal niet geschikt zou zijn op de betreffende onderlaag en dat in een droge periode gewerkt moest worden. Hoe en wanneer die waarschuwing door [eiseres sub 1] daadwerkelijk is gegeven heeft [eiseres sub 1] niet gezegd. Heren 104 heeft betwist dat zij gewaarschuwd is. Dat verweer van [eiseres sub 1] is daarmee onvoldoende onderbouwd. Dat geldt ook voor haar verweer dat er met de betreffende coating werkzaamheden haast geboden was en zij, door snel te handelen, grote schade heeft voorkomen. Ook dat verweer is tegenover de betwisting niet uit de verf gekomen. De vordering tot ontbinding wordt daarom toegewezen. Dat leidt tot een terugbetalingsverplichting van € 47.722,26. Ook de gevorderde kosten van het rapport van Maat Ingenieurs van € 1.179,75 worden toegewezen. In plaats van wettelijke handelsrente zal over deze bedragen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen vanaf de datum van het vonnis.
De vordering van Heren 104 tot betaling van € 7.598,77 aan ten onrechte betaalde btw wordt afgewezen, omdat tegenover de betwisting door [eiseressen] onvoldoende is onderbouwd dat er teveel btw in rekening is gebracht.
Ten aanzien van de vordering tot betaling van € 2.428,58 ter zake de herstelkosten na verhuur van een pand aan de [adres 2] wordt als volgt overwogen. De oplevering door [eiseres sub 2] is slordig gedaan en daarmee is [eiseres sub 2] tekortgeschoten in haar verplichtingen. Welke schade daaruit voortvloeit is moeilijk precies vast te stellen, omdat de schade bestaat uit schilderwerkzaamheden die pas aan het einde van de nu geldende huurperiode zullen plaatsvinden die dan mede hun oorzaak vinden in schade van de vorige huurders die [eiseres sub 2] niet tijdig heeft geconstateerd. De rechtbank zal die schade begroten op € 1.000,00 en in zoverre zal deze vordering van Heren 104 op [eiseres sub 2] wordt toegewezen. In plaats van de gevorderde wettelijke handelsrente wordt over dit bedrag de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toegewezen vanaf de datum van het vonnis.
Ten slotte zal de vordering om [eiseres sub 2] te veroordelen tot verstrekking aan Heren 104 van de administratie van het door [eiseres sub 2] gevoerde beheer over de vastgoedportefeuille van Heren 104 alsmede de aan haar gelieerde vennootschappen, voor zover [eiseres sub 2] deze administratie nog onder zich heeft, worden toegewezen.
[eiseressen] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van Heren 104 c.s. tot op heden begroot op € 2.228,00 aan salaris advocaat (twee punten × tarief € 1.114,00). De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente alsmede de nakosten worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

De beslissing

De rechtbank

in conventie

1.1.
wijst de vorderingen af,
1.2.
veroordeelt [eiseressen] in de proceskosten, aan de zijde van Heren 104 c.s. tot op heden begroot op € 4.270,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 14 dagen na de betekening van dit vonnis,

in reconventie

1.3.
ontbindt de tussen Heren 104 en [eiseres sub 1] gesloten overeenkomst met betrekking tot de [naam project] en veroordeelt [eiseres sub 1] tot terugbetaling aan Heren 104 van € 47.722,26, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
1.4.
veroordeelt [eiseres sub 1] tot betaling aan Heren 104 van € 1.179,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
1.5.
veroordeelt [eiseres sub 2] tot betaling aan Heren 104 van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
1.6.
veroordeelt [eiseres sub 2] tot verstrekking aan Heren 104 van de administratie van het door [eiseres sub 2] gevoerde beheer over de vastgoedportefeuille van Heren 104 alsmede de aan haar gelieerde vennootschappen, voor zover [eiseres sub 2] deze administratie onder zich heeft,
1.7.
veroordeelt [eiseressen] in de proceskosten, aan de zijde van Heren 104 tot op heden begroot op € 2.228,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van 14 dagen na de betekening van dit vonnis,

in conventie en in reconventie

1.8.
veroordeelt [eiseressen] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseressen] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
1.9.
verklaart de veroordelingen in 1.2 tot en met 1.8 in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
1.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door mr. T.H. van Voorst Vader, rechter, en mr. M. Wiltjer, griffier, is vastgesteld en ondertekend.