ECLI:NL:RBAMS:2021:2787

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
13/124268-03 en 23/002363-04
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke beëindiging van verpleging van overheidswege in het kader van terbeschikkingstelling

Op 18 mei 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam in een openbare raadkamer zitting gehouden over de vordering van de officier van justitie tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van een terbeschikkinggestelde. Deze terbeschikkinggestelde, geboren in 1950, is sinds 2005 ter beschikking gesteld en verblijft momenteel in een kliniek. De rechtbank heeft eerder beslissingen genomen over de verlenging van de terbeschikkingstelling en de dwangverpleging, waarbij de laatste beslissing op 1 december 2020 werd genomen. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de verpleging voorwaardelijk te beëindigen, onder voorwaarden opgesteld door Reclassering Nederland. Tijdens de zitting zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder de behandelcoördinator en de reclasseringswerker, die hun adviezen gaven over de situatie van de terbeschikkinggestelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er momenteel geen geschikte uitstroommogelijkheden zijn voor de terbeschikkinggestelde, maar dat er wel mogelijkheden zijn voor begeleiding en behandeling. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de verpleging voorwaardelijk te beëindigen, onder strikte voorwaarden die gericht zijn op de veiligheid van anderen en het gedrag van de terbeschikkinggestelde. De voorwaarden omvatten onder andere het meewerken aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum, het vermijden van contact met minderjarigen, en het naleven van aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de voorwaarden vastgesteld die de terbeschikkinggestelde moet naleven.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/124268-03 en 23/002363-04
Beslissing op de op 7 oktober 2020 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van diezelfde datum in de zaak tegen:
[de terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1950,
thans verpleegd in de [naam kliniek] te [plaats3] ,
die bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 april 2005 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 1 december 2020 voor de tijd van één jaar werd verlengd, waarbij de beslissing ten aanzien van de dwangverpleging is aangehouden voor een periode van maximaal drie maanden. Op de zitting van 18 februari 2021 heeft de rechtbank de beslissing ten aanzien van de dwangverpleging opnieuw aangehouden voor een periode van maximaal drie maanden.

1.Inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie bij de behandeling in openbare raadkamer van 18 mei 2021 strekt tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, onder de voorwaarden zoals deze door Reclassering Nederland zijn opgesteld.

2.Procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermelde parketnummers, waaronder:
  • de beslissing van 1 december 2020, inhoudende de verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar en de aanhouding van de beslissing over de dwangverpleging met opdracht tot het laten opstellen van een maatregelrapport;
  • het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer op 18 februari 2021, inhoudende de aanhouding van de beslissing over de dwangverpleging met opdracht tot het laten opstellen van een nader maatregelrapport;
  • het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 11 februari 2021, inhoudende het advies de dwangverpleging niet voorwaardelijk te beëindigen;
  • de brief van J. Frouws van Reclassering Nederland van 21 april 2021;
  • het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 10 mei 2021, inhoudende het advies om op 18 mei 2021 geen definitief besluit te nemen over de dwangverpleging en de beslissing hierover nogmaals voor een periode van drie maanden aan te houden.
De rechtbank heeft op 18 mei 2021 de officier van justitie mr. J. Ang, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman, mr. R. Lonterman, advocaat te Amsterdam, de deskundige M.M.M. Pepels, als behandelcoördinator verbonden aan de [naam kliniek] , en de deskundige J. Frouws, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

3.Beoordeling

Aan genoemd advies van Reclassering Nederland van 11 februari 2021 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Na een jarenlange behandeling woont betrokkene sinds januari 2020 in de [naam woning] , op het terrein van de [naam kliniek] . Overplaatsing naar een forensische RIBW in [plaats2] kon niet doorgaan, omdat de RIBW de bouwplannen introk. De reclassering werd door de rechtbank opgedragen onderzoek te doen naar andere uitstroommogelijkheden. Geconstateerd wordt dat er in de nabijheid van [plaats3] / [plaats5] momenteel geen mogelijkheden zijn en dat uitplaatsing naar een andere regio niet wenselijk is. RIBW [plaats3] en [plaats4] heeft betrokkene als bewoner geaccepteerd en blijft zoeken naar een woonplek. Het belang dat uitplaatsing geschiedt naar een instelling waarbij de huidige begeleiders van [naam woning] nog enkele maanden actief kunnen zijn, is dermate groot dat wachten op een plek in [plaats3] en omgeving uiteindelijk de voorkeur heeft. Daar komt bij dat betrokkene open spreekt over zijn gevoelens voor jongeren en dat de ervaring leert dat deze openheid een plaatsing in een andere RIBW bemoeilijkt.
Onduidelijk is nu wanneer betrokkene naar een woning van de RIBW kan verhuizen. De ambulante behandeling bij de forensische polikliniek [naam kliniek2] heeft een voorzichtige start, de COSA-cirkel moet nog starten. Geadviseerd wordt niet over te gaan tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
Aan de genoemde brief van J. Frouws van Reclassering Nederland van 21 april 2021 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Frouws heeft na de zitting van 18 februari 2021 contact opgenomen met diverse instellingen en tweemaal (via IFZO) een ambulante indicatiestelling afgegeven. Eén zorgaanbieder heeft gemeld dat zij betrokkene niet kan opnemen, de andere zorgaanbieder geeft aan in week 16 te berichten of zij een gesprek met betrokkene willen.
Frouws heeft een fout gemaakt. Hij ging ervan uit dat verblijf in de [naam woning] valt onder de IFZO-term ‘verblijfszorg’ en dus dat de reclassering een indicatiestelling voor verblijfszorg kan opstellen. Omdat betrokkene in het kader van transmuraal verlof verblijft in [naam woning] valt hij officieel onder de tbs-kliniek en is sprake van een indicatiestelling voor beschermd wonen na klinisch verblijf. Dit betekent dat de reclassering niet eigenhandig mag indiceren en er door de reclassering nu een aanmelding voor een klinische indicatiestelling bij het IFZ is gedaan. Het IFZ stuurt de indicatiestelling naar het DIZ en de afdeling Plaatsingen zal contact leggen met zorgaanbieders.
De omissie van Frouws betekent dat het onzeker wordt of voor 18 mei 2021 duidelijk is of betrokkene in een RIBW kan worden opgenomen.
Aan genoemd advies van Reclassering Nederland van 10 mei 2021 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Reclassering Arnhem had, naar wat achteraf bleek, een verkeerd uitgangspunt gekozen: Frouws ging ervan uit dat de reclassering zelf een indicatie zou kunnen stellen voor verblijfszorg in een RIBW bij huidig verblijf in de [naam woning] . Er zijn diverse RIBW’s bevraagd op hun mogelijkheden, zonder succes. De DIZ meldde medio april 2021 dat de reclassering een indicatiestelling IFZ had moeten aanvragen. De reclassering heeft hierop onverwijld bij het IFZ een indicatie aangevraagd voor het wonen in een RIBW bij voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Op 26 april 2021 berichtte het IFZ dat de aanmelding compleet is. Op 6 mei 2021 meldde het IFZ dat de indicatieaanvraag nog in behandeling is. Indien de indicatieaanvraag positief wordt beoordeeld, zal de DIZ de plaatsingsmogelijkheden onderzoeken. Op dit moment is het niet duidelijk of en wanneer betrokkene in een RIBW geplaatst kan worden.
Naar alle waarschijnlijk is er op de zitting van 18 mei 2021 nog geen antwoord te geven op de vraag of er in Amsterdam of Noord-Holland een RIBW beschikbaar is voor betrokkene. Hopelijk is er dan wel duidelijkheid over de mogelijkheid betrokkene in een RIBW van RIBW [plaats3] en [plaats4] te plaatsen. Mocht Reclassering Nederland voor 18 mei 2021 bericht krijgen dat plaatsing in een RIBW realiseerbaar is, dan zal een aanvullend rapport worden uitgebracht met advies over de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging. Vooralsnog wordt geadviseerd op 18 mei 2021 geen definitief besluit te nemen en het onderzoek nogmaals voor een periode van drie maanden aan te houden.
De deskundige Frouws heeft voornoemde brief en adviezen op de openbare terechtzitting toegelicht. Hij heeft verklaard dat hij voorafgaand aan de zitting telefonisch contact heeft gehad met DIZ, de heer [naam5] , en dat uit dit contact blijkt dat er bij [naam woning] wel al sprake is van verblijfszorg en dat het gaat om een sociowoning. DIZ is daarom bij nader inzien toch niet de partij die moet plaatsen. Hij heeft tevens verklaard dat er voor betrokkene op dit moment geen mogelijkheden zijn in Amsterdam/Noord-Holland. De reclassering gaat nu andere locaties onderzoeken dan de locaties die forensisch geoormerkt zijn. De voorgestelde optie dat betrokkene bij zijn nicht in Castricum kan verblijven, is een te grote stap. Hoewel de reclassering de lijn van de kliniek de juiste vindt, is voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging ook een mogelijkheid. De reclassering heeft een lijst met een aantal mogelijke voorwaarden opgesteld. Voor betrokkene zou er praktisch gezien niet veel veranderen.
De deskundige Pepels heeft verklaard dat de voorkeur bestaat om voor betrokkene eerst een passende RIBW te vinden waarna de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging kan worden onderzocht, maar het is ook een optie om de dwangverpleging nu voorwaardelijk te beëindigen. Betrokkene kan verblijven bij [naam woning] , er is een indicatiestelling voor sociowonen en de begeleiding blijft op dezelfde manier doorlopen.
De terbeschikkinggestelde heeft zich bij de behandeling in openbare raadkamer van 18 mei 2021 bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden zoals deze ter zitting besproken zijn.
Gelet op de toelichting van de deskundigen in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk moet worden beëindigd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat er voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde worden gesteld. De rechtbank overweegt dat de reclassering voorwaarden heeft opgesteld waaronder zij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde werkbaar acht. De rechtbank neemt de opgestelde voorwaarden hiervoor over. De rechtbank is niet gebleken van gegronde redenen om deze voorwaarden te wijzigen.

4.Beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie toe en beëindigt de verpleging van overheidswege van
[de terbeschikkinggestelde]voorwaardelijk onder de volgende voorwaarden:
De heer [de terbeschikkinggestelde] maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
De heer [de terbeschikkinggestelde] werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- De heer [de terbeschikkinggestelde] meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- De heer [de terbeschikkinggestelde] laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de heer [de terbeschikkinggestelde] vast te stellen;
- De heer [de terbeschikkinggestelde] houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de heer [de terbeschikkinggestelde] te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- De heer [de terbeschikkinggestelde] helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde aanwezigheid;
- De heer [de terbeschikkinggestelde] werkt mee aan huisbezoeken;
- De heer [de terbeschikkinggestelde] geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- De heer [de terbeschikkinggestelde] vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- De heer [de terbeschikkinggestelde] werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de heer [de terbeschikkinggestelde] , als dat van belang is voor het toezicht;
3. Als de reclassering dat nodig acht, werkt de heer [de terbeschikkinggestelde] mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere instelling. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
4. De heer [de terbeschikkinggestelde] gaat niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
5. De heer [de terbeschikkinggestelde] laat zich behandelen door polikliniek [naam kliniek2] of soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De heer [de terbeschikkinggestelde] houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
6. De heer [de terbeschikkinggestelde] verblijft in [naam woning] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De heer [de terbeschikkinggestelde] houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de heer [de terbeschikkinggestelde] mee aan de indicatiestelling en plaatsing. De heer [de terbeschikkinggestelde] conformeert zich aan het begeleidingsplan van de betreffende instelling;
7. De heer [de terbeschikkinggestelde] zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, maakt de heer [de terbeschikkinggestelde] dit kenbaar aan de reclassering en zijn begeleiders en zorgt de heer [de terbeschikkinggestelde] dat zijn begeleiders hierbij aanwezig zijn;
8. De heer [de terbeschikkinggestelde] onthoudt zich op welke wijze dan ook van het seksueel getint communiceren met minderjarigen, gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen, gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd, terwijl het daarop uitgeoefende toezicht, als de reclassering dat nodig acht, mede kan bestaan uit controles van digitale gegevensdragers;
9. De heer [de terbeschikkinggestelde] geeft openheid over zijn sociale/familiecontacten. De heer [de terbeschikkinggestelde] geeft de reclassering toestemming om contact te onderhouden met personen en instanties die betrokken zijn bij of in contact zijn met hem;
10. De heer [de terbeschikkinggestelde] geeft openheid over wat hem bezig houdt, vooral ten aanzien van vroegsignalering en risicofactoren. De heer [de terbeschikkinggestelde] maakt dit bespreekbaar met zijn hulpverleners en de reclassering.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en M.M. Prinsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 mei 2021.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
.