Beoordeling
5. [gedaagde] is aan te merken als consument.
6. Vaststaat dat op of omstreeks 7 januari 2018 een energieleveringsovereenkomst tot stand is gekomen in een ‘shop-in-shop’ ruimte binnen de Media Markt.
7. Nutsservices stelt dat de shop-in-shop ruimte binnen de Media Markt als een verkoopruimte in de zin van artikel 6:230g lid 1 sub g BW is te kwalificeren. De kantonrechter volgt Nutsservices hierin niet. In overweging 21 van de Richtlijn 2011/83/EU (hierna: de Richtlijn) staat dat verkoopsituaties waarbij de consument persoonlijk en individueel wordt aangesproken, waarna de overeenkomst onmiddellijk daarna wordt gesloten in een verkoopruimte van de handelaar of met behulp van een middel voor communicatie op afstand, onder de definitie ‘buiten verkoopruimte gesloten overeenkomst’ vallen. Een dergelijke situatie doet zich hier voor. Het gaat bovendien om een verkoopsituatie waarbij de consument, door het aanbieden van een forse cadeaubon, mogelijk onder psychologische druk komt te staan of te maken krijgt met een verrassingselement, te meer nu een bezoeker van de Media Markt niet zonder meer hoeft te verwachten dat daar energiecontracten worden afgesloten. Ook in dat geval gaat het om een overeenkomst buiten de verkoopruimte, zo volgt uit dezelfde overweging uit de Richtlijn.
8. [gedaagde] is in de Media Markt benaderd door een medewerker van Nutsservices, waarbij hem een in de Media Markt te besteden cadeaubon is voorgehouden om hem te bewegen tot het sluiten van een energieleveringsovereenkomst. De overeenkomst is vervolgens tot stand gekomen met behulp van een middel voor communicatie op afstand, nu Nutsservices in dat kader stelt dat een medewerker samen met [gedaagde] de overgelegde schermafdrukken is doorgelopen. De feitelijke totstandkoming van de overeenkomst is aldus gelijk te stellen aan een overeenkomst die online tot stand komt: in de computer worden enkele basisgegevens ingevuld, moeten een paar (soms slecht leesbare) schermen worden doorgeklikt en moet een vinkje worden gezet bij akkoord. Juist onder die omstandigheden is het voor (de bescherming van) consumenten van groot belang dat de handelaar zich houdt aan de wettelijke informatieverplichtingen die in het leven zijn geroepen voor een overeenkomst buiten de verkoopruimte. Daarbij moet ook niet uit het oog worden verloren dat de gemiddelde consument zich doorgaans niet in de Media Markt begeeft om een energiecontract te sluiten.
9. Geoordeeld wordt daarom dat sprake is van een overeenkomst die tot stand is gekomen buiten verkoopruimte (in de zin van artikel 6:230g lid 1 sub f onder 1 BW), met als gevolg dat Nutsservices moet voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW en aan de aanvullende verplichtingen voortvloeiend uit artikel 6:230t BW. Daarnaast moet Nutsservices de draagkracht van [gedaagde] toetsen op grond van artikel 6:230u BW.
10. De kantonrechter moet ambtshalve toetsen of Nutsservices aan de hiervoor bedoelde wettelijke verplichtingen heeft voldaan, maar ook dat Nutsservices zich niet schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken of zich beroept op een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden.
11. Nutsservices moet [gedaagde] op grond van artikel 6:230m lid 1 jo. 6:230t lid 1 BW op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie op papier verstrekken voordat [gedaagde] aan de overeenkomst is gebonden. Gesteld noch gebleken is dat Nutsservices de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie op papier aan [gedaagde] heeft verstrekt, mede gelet op het verweer van [gedaagde] , zodat er vanuit moet worden gegaan dat Nutsservices niet heeft voldaan aan de op haar rustende precontractuele informatieverplichtingen. Weliswaar heeft Nutsservices gesteld dat haar medewerker de informatie als weergegeven op de overgelegde schermafdrukken samen met [gedaagde] is langsgelopen, maar daarmee is niet voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 6:230t lid 1 BW: de informatie moet schriftelijk, of met instemming van de consument op een andere duurzame gegevensdrager, worden verstrekt. Bovendien, als verstrekking van de informatie op digitale wijze zou volstaan, dan nog kan niet worden vastgesteld dat Nutsservices alle in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie op duidelijke en begrijpelijke wijze aan [gedaagde] heeft verstrekt, gelet op het verweer van [gedaagde] dat hij niet wist dat hij een overeenkomst van drie jaar aanging en gelet op de onleesbaarheid van enkele schermafdrukken vanwege kleine lettertjes.
12. Verder moet Nutsservices op grond van artikel 6:230t lid 2 BW aan [gedaagde] op papier, of, indien [gedaagde] hiermee instemt op een andere duurzame gegevensdrager, een afschrift van de ondertekende overeenkomst of een bevestiging van de overeenkomst verstrekken. Niet gesteld en ook niet gebleken is dat Nutsservices zich aan deze verplichting heeft gehouden. Alle belangrijke informatie, waaronder de overeenkomst en een link naar de algemene voorwaarden, stelt Nutsservices per e-mail aan [gedaagde] te hebben verstuurd. Weliswaar kan e-mail als een andere duurzame gegevensdrager worden gekwalificeerd, maar van instemming van [gedaagde] om de informatie op deze wijze in plaats van schriftelijk te verstrekken is niet gebleken, temeer nu [gedaagde] aanvoert dat hij, gezien zijn leeftijd, geen computer heeft en geen e-mail gebruikt. De ontvangst van de e-mail die Nutsservices stelt aan [gedaagde] te hebben verstuurd wordt door [gedaagde] in ieder geval gemotiveerd betwist. Niet is komen vast te staan dat de e-mail [gedaagde] heeft bereikt.
13. Op grond van het voorgaande kan dus ook niet worden vastgesteld dat Nutsservices heeft voldaan aan de op haar rustende contractuele informatieverplichtingen.
14. Tot slot is niet gesteld en ook niet gebleken dat Nutsservices voor de totstandkoming van de overeenkomst is nagegaan of de verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien in overeenstemming zijn met de draagkracht van [gedaagde] .
15. Geconcludeerd wordt daarom dat niet is voldaan aan de essentiële informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 jo. 6:230t BW. Deze wettelijke verplichtingen vloeien voort uit het Europese recht. Gelet op artikel 24 van de Richtlijn dienen de lidstaten regels vast te stellen inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens die richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en alle nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
16. Hoewel de uitspraken van het Europese Hof van Justitie weinig concrete aanknopingspunten bieden voor de wijze waarop het niet voldoen aan de informatieverplichtingen op grond van de richtlijn en jurisprudentie moet worden gesanctioneerd en in hoeverre een vordering in voorkomende gevallen kan worden toegewezen, is de kantonrechter van oordeel dat de vordering niet zonder meer kan worden toegewezen. Daarvan zou immers een onjuist signaal uitgaan naar handelaren die wel volledig aan hun verplichtingen voldoen. Anderzijds kan een algehele afwijzing van de vordering niet als evenredig worden aangemerkt. Verder wordt in aanmerking genomen dat, in het geval Nutsservices wel volledig aan haar informatieverplichtingen zou hebben voldaan, meer in het bijzonder het schriftelijk of op een andere duurzame gegevensdrager verstrekken van de overeenkomst waardoor dat de essentiële informatie [gedaagde] zou hebben bereikt en hij op duidelijke en begrijpelijke wijze zou zijn geïnformeerd over de voornaamste verplichtingen, er een gerede kans zou zijn geweest dat [gedaagde] de overeenkomst zou hebben ontbonden, nu hij naar eigen zeggen geen overeenkomst voor drie jaar wenste. Deze kans dient in de sanctie te worden verdisconteerd. Een en ander geeft de kantonrechter aanleiding de gevorderde hoofdsom – die op zichzelf voldoet aan de voorwaarden van toewijsbaarheid – te sanctioneren met 50% afwijzing vanwege het niet voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen. De kantonrechter acht dit onder de gegeven omstandigheden een afschrikwekkende, evenredige en – voor het bereiken van het voor de gemeenschapswetgever gewenste beschermingsniveau – doeltreffende sanctie als hiervoor bedoeld.
17. Aan hoofdsom wordt daarom een bedrag van € 79,90 toegewezen. De rente wordt over dit bedrag toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
17. Nu [gedaagde] is aangemaand voor een onjuist bedrag, wordt geoordeeld dat de buitengerechtelijke incassokosten niet in redelijkheid zijn gemaakt. De buitengerechtelijke kosten worden daarom afgewezen.
17. Gelet op deze uitkomst worden de proceskosten gecompenseerd.