Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek op de zitting
2.Vordering en grondslag daarvan
€ 350,60. Dat bedrag zou [verdachte] aan de Staat moeten betalen.
Rechtbank Amsterdam
Op 25 mei 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de ontnemingszaak met parketnummer 13/730036-20. De zaak betreft een vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 350,60, dat volgens het OM zou zijn verkregen door oplichting. De verdachte, geboren in 1999, was in een eerdere strafzaak vrijgesproken van de beschuldiging van oplichting. Tijdens de zitting op 11 mei 2021 heeft de rechtbank de ontnemingsvordering behandeld, waarbij de officier van justitie de vordering bijstelde naar het genoemde bedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen grondslag is voor de ontnemingsvordering, aangezien er geen strafrechtelijke veroordeling is. Hierdoor is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op 25 mei 2021.