Op 20 mei 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Rosenheim in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 11 maart 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1966, werd verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, een feit dat onder Duits recht strafbaar is en waarvoor een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.
Tijdens de openbare zitting op 6 mei 2021 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn verweer besproken. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon voerde aan dat de verdenking voornamelijk gebaseerd was op een enkele getuigenverklaring van een medeverdachte, die mogelijk onbetrouwbaar was. De rechtbank oordeelde echter dat dit verweer niet voldoende was om de overlevering te weigeren, aangezien de opgeëiste persoon niet kon aantonen dat hij onschuldig was aan de feiten waarvoor zijn overlevering werd verzocht.
De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en er garanties waren dat hij zijn straf in Nederland zou kunnen uitzitten. De rechtbank oordeelde dat er geen weigeringsgronden waren die zich tegen de overlevering verzetten, en dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft derhalve de overlevering toegestaan, en de uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, met de griffier aanwezig.