Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek op de zitting
mr. A.C. Vingerling, naar voren hebben gebracht.
Rechtbank Amsterdam
Op 25 mei 2021 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de ontnemingszaak met parketnummer 13/730035-20. De zaak betreft een vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 375,00, dat volgens het OM zou zijn verkregen door oplichting. De verdachte, geboren in 1998, is in de bijbehorende strafzaak vrijgesproken van de beschuldiging van oplichting. De rechtbank heeft op 11 mei 2021 de ontnemingsvordering behandeld, gelijktijdig met de strafzaak. De officier van justitie heeft de vordering ingediend op 26 april 2021, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen grondslag is voor de ontnemingsvordering, aangezien er geen strafrechtelijke veroordeling is. Hierdoor is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het vonnis is uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.