ECLI:NL:RBAMS:2021:2743

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
13/751182-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 mei 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Hof van Beroep Antwerpen op 5 februari 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1982 en met de Nederlandse en Turkse nationaliteit, is gedetineerd in een Belgische detentieplaats. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 11 mei 2021, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat de personalia in het EAB juist zijn en dat hij de Nederlandse en Turkse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten in overweging genomen, die bevestigen dat de opgeëiste persoon na een eventuele veroordeling in België aan Nederland zal worden teruggeleverd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn genoemd. De uitspraak is gedaan in het kader van de internationale rechtsbijstand en de samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751182-21
RK nummer: 21/1285
Datum uitspraak: 25 mei 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 maart 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 februari 2021 door het Hof van Beroep Antwerpen (België) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 mei 2021. Het verhoor heeft, via telehoren, plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Çimen, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en de Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar arrest van het Hof van Beroep Antwerpen, C2-kamer van 16 december 2020 met referentienummer 2018/PGA/675 (griffienummer: 1525/2020).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf jaren. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1650 dagen. Deze vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en de aanvullende informatie, te weten de e-mails van de substituut-procureur-generaal van het Parket-Generaal Antwerpen van 3 mei 2021 en 11 mei 2021. Door de griffier gewaarmerkte fotokopieën van deze stukken zijn als bijlage 1, bijlage 2 en bijlage 3 aan deze uitspraak gehecht.
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a, eerste lid, OLW kan de overlevering van een Nederlander onder de nader in die bepaling omschreven voorwaarde worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
Deze bepaling is echter niet van toepassing, indien het vonnis nog niet onherroepelijk is, omdat daartegen nog een rechtsmiddel kan worden ingesteld of daartegen een rechtsmiddel is ingesteld waarop nog niet onherroepelijk is beslist.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB het volgende verklaard:
De beslissing is niet persoonlijk aan betrokkene betekend, maar
-
de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend, en
-
de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, en
-
de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet aan te tekenen, namelijk 15 dagen.
Daarnaast heeft de rechtbank uit het verhandelde ter zitting begrepen dat de opgeëiste persoon reeds verzet tegen de beslissing heeft ingesteld.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B, C en D van de Opiumwet gegeven verbod;
een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander en tegen derden, wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, meermalen gepleegd;
belaging;
diefstal,
en:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen of beschadigen.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De substituut-procureur-generaal van het Parket-Generaal Antwerpen heeft bij e-mail van 3 mei 2021 de volgende garantie gegeven:
Bij deze verlenen wij de garantie dat betrokkene [opgeëiste persoon] als Nederlandse staatsburger aan Nederland zal worden teruggeleverd, zodra hij een definitieve onvoorwaardelijke straf heeft gekregen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
De feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar, zoals hierboven onder 4 is beslist.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 284, 285b, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 2, 5, 6, 7 en 12 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Hof van Beroep Antwerpen (België).
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en N.M. van Waterschoot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 mei 2021.
De oudste rechter is buiten staat
deze beslissing mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.