ECLI:NL:RBAMS:2021:2719

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
13/654060-16 en 23/001087-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de tbs-maatregel met twee jaar voor terbeschikkinggestelde

Op 6 mei 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1977, die momenteel verpleegd wordt in een kliniek. De officier van justitie heeft op 23 maart 2021 een vordering ingediend tot verlenging van de tbs-maatregel met twee jaar. De rechtbank heeft de relevante stukken bestudeerd, waaronder een advies van 8 maart 2021 dat de verlenging aanbeveelt. Tijdens de openbare zitting zijn de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, diens raadsvrouw en een deskundige gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een waanstoornis en persoonlijkheidsproblematiek, wat leidt tot impulsiviteit en middelengebruik. Ondanks enige vooruitgang in de behandeling, is er nog steeds een hoog recidiverisico bij beëindiging van de tbs-maatregel. De rechtbank oordeelt dat de veiligheid van anderen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar wordt verlengd. De beslissing is genomen op basis van het advies van de kliniek en de omstandigheden van de betrokkene.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/654060-16 en 23/001087-17
Beslissing op de op 23 maart 2021 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 23 maart 2021 in de zaak tegen:
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
thans verpleegd in de [naam kliniek]
die bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 4 april 2019 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd.

1.De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met twee jaar.

2.De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermelde parketnummers, waaronder:
- het op 8 maart 2021 op grond van artikel 6:6:12, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met twee jaar, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen.
De rechtbank heeft op 6 mei 2021 de officier van justitie mr. M. Modder, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw, mr. C.B. Stenger, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige [persoon], verbonden aan [naam kliniek], op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

3.De beoordeling

Aan genoemd advies van
[naam kliniek]van
8 maart 2021wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Betrokkene is een vermoedelijk beneden gemiddelde intelligente man, bij wie voldoende onderbouwing wordt gezien voor de aanwezigheid van een waanstoornis, blijkende uit achterdocht, grootheids-, achtervolgings- en betrekkingsideeën. Tevens is sprake van persoonlijkheids-problematiek. Dit uit zich in een zwakke gewetensfunctie, impulsiviteit en beperkte frustratietolerantie. Frequent en veelvuldig middelengebruik, waaronder alcohol en harddrugsgebruik veroorzaken ontremming en (verdere) psychotische decompensatie, leidend tot verbale en fysieke agressie. Er is tot slot sprake van trekken van psychopathie.
Behandelverloop
Betrokkene verblijft sinds 7 november 2019 in [naam kliniek]. Bij betrokkene verdwijnen binnen de huidige context van de kliniek, met het gebruik van antipsychotica (depot), ADHD-medicatie en grotendeels abstinentie, psychotisch gekleurde uitspraken naar de achtergrond en is er geen sprake van een dreigende en agressieve lading. Probleembesef is grotendeels afwezig, wel kan betrokkene aangeven geen alcohol meer te moeten drinken. Ziekte-inzicht ontbreekt bij betrokkene.
In contact kan betrokkene omschreven worden als aangepast, joviaal, en zich (aan de oppervlakte) ogenschijnlijk makkelijk voegend naar het behandelprogramma. Onderliggend – maar dit wordt binnen de huidige context opgevangen door de externe structuur, medicatie en begrenzing – is een impulsieve, spanningsbehoeftige man zichtbaar, die sterk de indruk maakt weinig verbinding te hebben met zijn interne belevingswereld. Betrokkene maakt de indruk relatief “soepel” het behandelprogramma te doorlopen, echter zonder in de samenwerking tot consensus/verantwoordelijkheid over zijn delictgedrag te kunnen komen. Deze dynamiek wordt teruggezien in het cocaïnegebruik binnen de kliniek. Ondanks dat betrokkene zich meewerkend toont, neemt de drang naar een “verzetje” toe bij verveling. Hij is niet transparant over het cocaïnegebruik, maar gaat hier pas over in gesprek na een positieve urinecontrole en aanspreken door het behandelteam.
Risicotaxatie
Gekeken naar de situatie ‘in zorg’ (intramuraal verblijf zonder verlofmodaliteiten) als bij een
uitbreiding van het verlofkader (naar begeleid verlof) wordt het risico op terugval in gewelddadig gedrag als laag ingeschat. Betrokkene is goed ingesteld op medicatie en er is geen sprake van psychotische symptomen. Er zijn (behandel) afspraken met betrokkene te maken en er is sprake van samenwerking. Vooralsnog is er geen sprake van incidenten, agressie of gewelddadig gedrag. Betrokkene zegt de noodzaak van zijn medicatie in te zien en ervaart positief effect van zijn medicatie. Wel voelt hij zich wat afgevlakt. Dit heeft er waarschijnlijk toe geleid dat hij een terugval heeft gehad in cocaïnegebruik. Begeleid verlof is de eerste stap naar een voorzichtige terugkeer in — en dus ook deelname aan — de maatschappij. Middels externe sturing en directe ondersteuning kan het risico tijdens verloven ondervangen worden en wordt begeleid verlof verantwoord geacht.
In een situatie ‘uit zorg’, bij het beëindigen van de tbs-maatregel, wordt het risico op gewelddadig gedrag als hoog ingeschat.
Gezien de fase in de behandeling is er voor betrokkene nog niets geregeld. Bij een hypothetisch ontslag vallen er een aantal belangrijke beschermende factoren weg, zijnde: controle en toezicht. Daarnaast zijn praktische zaken zoals een woning, werk (financiën) en vrije tijd nog niet geregeld. Gezien zijn beperkte draagkracht wordt verwacht dat betrokkene zonder externe ondersteuning niet in staat zal zijn om een adequaat bestaan op te bouwen. Het beperkte netwerk van betrokkene zal hierin onvoldoende ondersteuning kunnen bieden. Betrokkene zal, gezien het gebrekkige probleembesef, stoppen met het gebruik van antipsychotische medicatie en terugvallen in het gebruik van middelen. Dit zal hem dusdanig destabiliseren dat hij in dezelfde
situatie terecht komt als ten tijde van de indexdelicten, waar sprake was van een slechte maatschappelijke inbedding, middelengebruik en psychotische klachten. Bovengenoemde factoren zullen ervoor zorgen dat betrokkene verder zal afglijden en achterdocht, prikkelbaarheid en agitatie, die eerder bij zijn psychotische toestand voorkwamen, toenemen. Dit zal de kans op gewelddadig gedrag vergroten
Koers en advies
De kliniek is voornemens om op korte termijn, na het afronden van de delictanalyse en diagnostisch onderzoek, begeleid verlof aan te vragen als eerste stap in het resocialisatietraject. Als koers daarna wordt gedacht aan doorstroom naar een FPK/FPA, met – bij een constructief verloop – als einddoel een vorm van (forensisch) beschermd wonen. Van belang is dat extern risicomanagement minimaal in de vorm van controle op antipsychoticagebruik (depot), abstinentie, dagstructuur en toezicht behouden zal blijven, gezien de uitgebreide delictgeschiedenis en eerdere (intensieve hulpverlenings-)context van het indexdelict. Gezien de huidige fase van de behandeling, terugval in middelengebruik (waarbij cocaïne als delictgerelateerde factor wordt gezien), het beperkte probleembesef, hoge recidiverisico, het belang van gefaseerde afbouw van beveiliging en behoudt van externe structuur – mede gezien de onderliggende behoefte aan prikkels, middelenmisbruik en risico op ontregeling – wordt geadviseerd de tbs-maatregel te verlengen met twee jaar.
De deskundige heeft dit advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
Betrokkene is het eens met het advies van de kliniek.
De rechtbank is – gelet op het advies, het verhandelde ter zitting en artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht – van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar wordt verlengd. Hoewel de terbeschikkinggestelde goed zijn best heeft gedaan en nog steeds doet en hij vooruitgang heeft geboekt, moeten nog de nodige stappen worden gezet. Het is niet realistisch dat alle stappen binnen één jaar zullen worden gezet. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de tbs-maatregel met twee jaar moet worden verlengd.

4.Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]met
twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. L. Dolfing, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en P.J.H. van Dellen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 mei 2021.
.