ECLI:NL:RBAMS:2021:2650

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
13/036889-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en zware mishandeling van agenten in winteropvang te Amsterdam

Op 26 mei 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 50-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling van politieambtenaren op 7 februari 2021 in een winteropvang te Amsterdam. Tijdens de zitting op 12 mei 2021 was de verdachte aanwezig, en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, en de verdediging van mr. K.H.T. van Gijssel. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan van politieambtenaar [slachtoffer 1] met een beitel en het steken van [slachtoffer 2] met een vijl. De officier van justitie vroeg om een gevangenisstraf van zes maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van noodweer.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De getuigenverklaringen, waaronder die van [naam vertegenwoordiger], wezen op onduidelijkheden over de toedracht van het letsel bij de verbalisanten. De rechtbank oordeelde dat het dossier niet overtuigend genoeg was om aan te nemen dat de verdachte de verwondingen had veroorzaakt zoals tenlastegelegd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, wat reeds was gedaan bij afzonderlijk bevel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/036889-21
Datum uitspraak: 26 mei 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in detentiecentrum [naam detentiecentrum] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2021. Verdachte was daarbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich op 7 februari 2021 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1: poging tot doodslag, subsidiair poging tot zware mishandeling, meer subsidiair mishandeling van politieambtenaar[ slachtoffer 1] door meerdere malen met een beitel op het hoofd van die [ slachtoffer 1] te slaan.
Feit 2: poging tot zware mishandeling, subsidiair mishandeling van politieambtenaar [slachtoffer 2]door meerdere malen met een vijl in het been van die [slachtoffer 2] te steken.
De tekst van de volledige tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Vrijspraak

Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vraagt vrijspraak voor de onder feit 1
primairten laste gelegde poging doodslag, maar acht de pogingen zware mishandeling, zoals ten laste gelegd onder feit 1 en feit 2
subsidiair, bewezen. Verdachte dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van voorarrest en met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte vrij te spreken omdat hij uit noodweer handelde.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van alles wat hem ten laste is gelegd en overweegt daartoe als volgt.
Op 7 februari 2021 verblijft verdachte in de winteropvang. Verdachte gedraagt zich verward en dreigt zijn kamer onder te laten lopen en middels een elektriciteitskabel iedereen onder stroom te zetten. De winteropvang vraagt assistentie van de politie waarop onder meer de verbalisanten [ slachtoffer 1] (hierna: [ slachtoffer 1] ), [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en [verbalisant] (hierna: [verbalisant] ) afkomen.
De winteropvang wordt op dat moment vertegenwoordigd door de heer [naam vertegenwoordiger] .
In de kamer van verdachte ontstaat een worsteling tussen verdachte, [ slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en verbalisant. Later blijkt dat [ slachtoffer 1] een bult op zijn hoofd heeft en [slachtoffer 2] een beurse plek op zijn bovenbeen.
[ slachtoffer 1] doet diezelfde dag aangifte tegen verdachte van poging doodslag. Over de toedracht van de bult op zijn hoofd verklaart hij dat verdachte hem tweemaal met een beitel in zijn linkerhand op zijn hoofd heeft geslagen. [ slachtoffer 1] is achter de twee hondengeleiders, waaronder [slachtoffer 2] , de kamer van verdachte binnen gegaan en ziet dat verdachte in zijn rechterhand een priem vast heeft. [ slachtoffer 1] heeft deze hand gefixeerd door verdachte in een armklem te nemen. Ineens voelt hij twee klappen op zijn voorhoofd en ziet hij dat verdachte in zijn linkerhand een beitel heeft. Na het afvoeren van verdachte is [ slachtoffer 1] naar het ziekenhuis gegaan voor onderzoek en hieruit bleek dat sprake was van licht traumatisch hoofd-hersenletsel.
[slachtoffer 2] doet eveneens diezelfde dag aangifte tegen verdachte wegens poging zware mishandeling en verklaarde daarover als volgt. [slachtoffer 2] gaat samen met [verbalisant] de kamer van verdachte in en drukt hem met zijn schild op het bed om de situatie te kunnen controleren. [slachtoffer 2] probeert daarbij de armen van verdachte onder controle te krijgen, maar ziet en voelt dat verdachte hem met een lange dunne vijl tegen zijn linker bovenbeen prikt. [slachtoffer 2] voelt een brandende plek en een flinke pijnsteek. [slachtoffer 2] ziet hoe verdachte meerdere malen zwaaiende bewegingen met de vijl richting hem blijft maken. Van de beurse plek is een foto gemaakt die aan het dossier is toegevoegd.
[verbalisant] heeft verklaard dat hij ziet dat verdachte in zijn ene hand een beitel heeft en in zijn andere hand een lange dunne vijl. Hiermee wijst hij in de richting van [slachtoffer 2] en hemzelf. Hij ziet hoe verdachte meerdere malen in de richting van het schild steekt en slaat. Omdat verdachte niet naar de bevelen luistert, hebben [verbalisant] en [slachtoffer 2] hem de kamer ingeduwd waardoor hij in onbalans komt. Met geweld hebben zij verdachte richting zijn bed bewogen.
De verdachte heeft steeds ontkend dat hij verbalisanten heeft geslagen met een beitel of gestoken met een vijl of andere daarop gelijkende voorwerpen. Hij heeft verklaard dat hij zijn handen in de lucht heeft gestoken en daarbij mogelijk gereedschap in zijn handen heeft gehad, maar dat hij door de aanwezige verbalisanten direct op zijn buik op zijn bed werd geduwd en dat daarbij zijn handen vast werden gehouden. Om die reden heeft verdachte zijn handen niet kunnen gebruiken om slaande of stekende bewegingen te maken.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank getuige [naam vertegenwoordiger] gehoord. Hij was die dag bij de winteropvang werkzaam en heeft het voorval van dichtbij meegemaakt.
[naam vertegenwoordiger] heeft verklaard dat het contact met de politie onprettig verliep en heeft toegelicht dat de winteropvang uiteindelijk een formele klacht over het politieoptreden heeft ingediend bij de politie.
Getuige [naam vertegenwoordiger] stond op ongeveer drie meter afstand en had zicht op de kamer en het bed van verdachte. De getuige zag dat verdachte met zijn handen omhoog stond toen de verbalisanten de kamer van verdachte in gingen. De verbalisanten hebben vervolgens de handen van verdachte op zijn rug geslagen. Hij heeft niet gehoord dat door de agenten bevelen aan verdachte zijn gegeven. Toen zijn handen eenmaal op zijn rug zaten, gooiden de verbalisanten hem op zijn bed en ontstond er commotie. Volgens de getuige zijn de verbalisanten toen “los gegaan”. [naam vertegenwoordiger] heeft hierdoor niet gezien of verdachte voorwerpen in zijn handen had. Wel heeft hij gezien dat verdachte zich rustig overgaf. [naam vertegenwoordiger] verklaart verder dat hij zag dat verbalisant [ slachtoffer 1] tijdens de worsteling met zijn hoofd voorover tegen de muur achter het bed viel. Naderhand zag [naam vertegenwoordiger] dat [ slachtoffer 1] een bult op zijn hoofd had. Verdachte kon geen stekende of slaande bewegingen maken omdat zijn handen op zijn rug vastgemaakt zaten. Toen verdachte op bed lag hebben de verbalisanten geprobeerd om zijn benen vast te maken, dat lukte echter niet. Verdachte is toen door de verbalisanten geslagen en later naar buiten gedragen. Buiten de kamer zijn de benen van verdachte vastgemaakt.
De rechtbank overweegt dat hetgeen getuige [naam vertegenwoordiger] onder ede verklaard te hebben waargenomen maakt dat er al met al onvoldoende zekerheid is over de toedracht van het bij de verbalisanten geconstateerde letsel en over wat zich precies in de kamer van verdachte heeft afgespeeld. De getuige verklaart over een alternatieve oorzaak voor het letsel bij verbalisant [ slachtoffer 1] . Ook verklaart de getuige dat verdachte geen bevelen zijn gegeven en dat hij zich eigenlijk niet verzet heeft. Getuige [naam vertegenwoordiger] was, ook op de terechtzitting nog, zichtbaar ontdaan door het politieoptreden, en hij was om die reden volgens eigen zeggen extra opmerkzaam op hetgeen zich in de kamer van verdachte heeft voorgedaan.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat het dossier onvoldoende zicht biedt op hetgeen zich precies heeft afgespeeld in de kamer van verdachte in de winteropvang. Daarom heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat het bij [ slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geconstateerde letsel door verdachte is veroorzaakt op de wijze als tenlastegelegd. Het aanwezig wettige bewijs is niet overtuigend genoeg en verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
Deze vrijspraak heeft ook tot gevolg dat de benadeelde partij [ slachtoffer 1] , die een immateriële schadevergoeding van € 750,00 heeft gevorderd, niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [ slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis. Dit is reeds gedaan bij afzonderlijk bevel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en A.F. Bazdidi Tehrani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.D.N. Tool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 mei 2021.