In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 17 mei 2021, wordt de zaak behandeld van een verzoeker die een coffeeshop exploiteert in Amsterdam. De burgemeester van Amsterdam had de coffeeshop gesloten na een explosie op 10 november 2020, die aanzienlijke schade aan de coffeeshop en de omliggende woningen veroorzaakte. De burgemeester oordeelde dat het geopend blijven van de coffeeshop een ernstig gevaar voor de openbare orde opleverde, en weigerde het verzoek van de eigenaar om de coffeeshop te heropenen. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 4 mei 2021 behandeld en het onderzoek gesloten. De verzoeker betoogde dat hij niet betrokken was bij criminaliteit en dat de explosie mogelijk gericht was op een geldautomaat. De burgemeester bleef echter bij zijn besluit om de coffeeshop gesloten te houden, onder verwijzing naar het lopende opsporingsonderzoek en het risico op herhaling van openbare ordeverstoringen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat met het verstrijken van de tijd zwaardere eisen moeten worden gesteld aan de onderbouwing van de kans op herhaling van dergelijke incidenten. De rechtbank vindt de bestuurlijke rapportage en de informatie van de politie onvoldoende om de sluiting te rechtvaardigen, gezien de aanzienlijke gevolgen voor de verzoeker. De burgemeester wordt in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken nadere schriftelijke inlichtingen te verstrekken over de situatie. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt aangehouden totdat deze informatie is ontvangen. De voorzieningenrechter zal vervolgens uitspraak doen op basis van de nieuwe informatie, zonder verdere zitting.