ECLI:NL:RBAMS:2021:2603

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
21 mei 2021
Zaaknummer
13/321750-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een wapen en munitie door een jongere met toepassing van adolescentenstrafrecht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte, geboren in 2002, beschuldigd van het voorhanden hebben van een omgebouwd vuurwapen en munitie op 20 december 2020 in Amsterdam. De rechtbank heeft op 15 april 2021 uitspraak gedaan na een terechtzitting op 1 april 2021, waar de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, de vordering heeft ingediend. De verdachte heeft de tenlastelegging erkend, en er zijn geen bewijsverweren gevoerd door zijn raadsman, mr. J. Gunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit bewezen kan worden verklaard op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de beschikbare bewijsmiddelen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen feit strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van het feit, het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen in de openbare ruimte, zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een werkstraf van 50 uren opgelegd. De rechtbank heeft het adolescentenstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting, om de verdachte te begeleiden in zijn ontwikkeling en om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/321750-20 (Promis)
Datum uitspraak: 15 april 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1]

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 april 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Hoekstra en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J. Gunning naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op 20 december 2020 te Amsterdam een revolver van het merk BBM (omgebouwd gas/alarmrevolver) en munitie voorhanden heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde kan worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen bewijsverweren gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte ten laste gelegde feit op grond van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte kan worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen – waarin de redengevende bewijsmiddelen zijn vervat – bewezen dat verdachte
op 20 december 2020 te Amsterdam een vuurwapen van categorie III, te weten een revolver, merk BBM (omgebouwd gas/alarmrevolver) en munitie van categorie III, te weten 1 patroon en 6 hulzen (kaliber .22 LR), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het adolescentenstrafrecht zal worden toegepast en dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 108 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met daaraan verbonden de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van 2 jaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een werkstraf van 100 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 50 dagen.
Ten slotte heeft de officier gevorderd dat aan verdachte ook een geldboete van € 1.000,- zal worden opgelegd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden berecht volgens het adolescentenstrafrecht en dat derhalve de jeugdoriëntatiepunten als uitgangspunt moeten worden genomen.
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk deel met daaraan verbonden de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden wordt opgelegd. Ten aanzien van die voorwaarden merkt de raadsman op dat gelet op de inzet en transparantie van verdachte, zijn medewerking met de jeugdreclassering en het ontbreken van een hulpvraag dan wel specifieke behandeling, de voorwaarde voor een ambulante behandeling geen meerwaarde heeft en dus niet behoeft te worden opgelegd. Mocht die voorwaarde desondanks worden opgelegd, dan zal verdachte daaraan meewerken. Verdachte staat open voor toezicht vanuit de reclassering.
De door de officier van justitie gevorderde werkstraf en geldboete hebben niets te maken met de pedagogische beïnvloeding welke met het toepassen van het adolescentenstrafrecht wordt beoogd. Verdachte is inmiddels flink gestraft en heeft de onwenselijkheid van zijn gedrag begrepen. De werkstraf is moeilijk te combineren met de fulltime werkzaamheden van verdachte en met het opleggen van een geldboete worden anderen dan verdachte zelf gestraft.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben in de openbare ruimte van een omgebouwd vuurwapen en bijbehorende munitie. Het vuurwapen bleek geladen te zijn. Dit weegt de rechtbank strafverzwarend mee. Vuurwapens worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen in de samenleving. Bovendien maakt het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een ernstige inbreuk op de rechtsorde, wat leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank is van oordeel dat tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng moet worden opgetreden.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het door Reclassering Nederland opgestelde adviesrapport van 30 maart 2021. Hierin wordt, zakelijk weergegeven, gerapporteerd dat het onderhavige justitiecontact en de daarmee gepaard gaande jeugddetentie en het elektronische toezicht tijdens het schorsingstoezicht veel impact heeft gehad op verdachte. Verdachte heeft zich gedurende het schorsingstoezicht gehouden aan de gestelde schorsingsvoorwaarden. Verdachte lijkt baat te hebben bij begeleiding van de jeugdreclassering. De moeder van verdachte heeft een positieve invloed op verdachte en kan hem ondersteunen.
Het risico op recidive is eerder ingeschat op gemiddeld, mede vanwege het feit dat de reclassering op dat moment geen zicht had op het sociaal netwerk van verdachte, terwijl daaromtrent wel zorgen bestonden. In het genoemde reclasseringsrapport wordt het risico op recidive geschat op laag tot gemiddeld. Verdachte vertoont weliswaar soms impulsief gedrag, maar hij heeft zich meewerkend opgesteld tijdens het schorsingstoezicht, hij houdt zich aan de voorwaarden en afspraken, hij is schuldbewust ten aanzien van het aan hem tenlastegelegde en hij heeft zijn jeugdreclasseerder inzage gegeven in zijn sociaal netwerk. De jeugdreclassering maakt zich niet direct zorgen om dit netwerk.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 februari 2021. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben van een steekwapen en voor belediging.
Toepassing adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbare feit 18 jaar oud en dus meerderjarig. Voor een jongvolwassen verdachte onder de 23 jaar kan ook het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd die daartoe aanleiding geven.
De reclassering heeft geadviseerd tot toepassing van het jeugdstrafrecht. In het reclasseringsadvies van 28 januari 2021 wordt – zakelijk weergegeven – geschreven:
Wij hebben het idee dat betrokkene regelmatig impulsief gedrag vertoont en de risico's van zijn handelen soms moeilijk in kan schatten, hetgeen gezien zijn ADHD diagnose wellicht niet geheel verwonderlijk is. Wij zien een ogenschijnlijk kwetsbare jongen die onder de indruk is van de situatie waarin hij terecht is gekomen. Bovendien ontstaat op basis van referenteninformatie het beeld dat betrokkene actief onderdeel uitmaakt van zijn gezin en afhankelijk is van zijn moeder, zowel sociaal-emotioneel als praktisch. Hij lijkt dan ook ontvankelijk voor pedagogische beïnvloeding. In hoeverre betrokkene zich laat beïnvloeden door zijn sociaal netwerk hebben wij onvoldoende in beeld, maar betrokkene kent geen uitgebreide justitiële voorgeschiedenis en wekt ook niet de indruk bewust voor een criminele levensstijl te kiezen. Tot slot denken wij dat continuering van zijn schoolgang, zoals hij van plan lijkt te zijn, bij kan dragen aan het voorkomen van toekomstig delictgedrag.
In het reclasseringsrapport van 30 maart 2021 wordt het advies tot toepassing van het jeugdstrafrecht herhaald.
De rechtbank onderschrijft het advies van de reclassering en maakt de conclusies uit het reclasseringsrapport tot de hare. Het jeugdstrafrecht zal worden toegepast.
De straf
Gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht is bij het bepalen van de strafmaat gekeken naar de Amsterdamse oriëntatiepunten voor wapenbezit voor straftoemeting die gelden voor jeugdigen. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen is een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden. Hiervoor heeft de rechtbank al overwogen dat het feit dat het gaat om een geladen pistool in de openbare ruimte in strafverzwarende zin wordt meegewogen.
Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft vastgezeten. Verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, en een proeftijd van 2 jaren. Met oplegging van een voorwaardelijk strafdeel wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds rekening gehouden met de persoon van verdachte. De rechtbank vindt het belangrijk dat er een stok achter de deur komt voor verdachte om hem ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten een meldplicht bij Reclassering Nederland, een behandelverplichting indien de reclassering dat noodzakelijk acht, meewerken aan het verkrijgen van passende dagbesteding in de vorm van een opleiding of betaald werk en meewerken aan het maken van een netwerkanalyse. De behandelverplichting acht de rechtbank gepast, nu verdachte – mede gelet op het advies om jeugdstrafrecht toe te passen – nog in ontwikkeling is en baat kan hebben bij een behandeling (bijvoorbeeld voor zijn impulsiviteit), mocht de reclassering die noodzakelijk achten.
Gelet op de ernst van het feit en de strafverzwarende omstandigheden, te weten het dragen van een geladen vuurwapen in de openbare ruimte, en het feit dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben van een (steek)wapen acht de rechtbank het opleggen van een werkstraf naast voornoemde jeugddetentie passend en geboden. De rechtbank legt dan ook een werkstraf ter hoogte van 50 uren aan verdachte op.
De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, nu zij - anders dan de officier van justitie en gelet op de adviezen - geen aansluiting zoekt bij de oriëntatiepunten voor volwassenen maar juist de oriëntatiepunten voor jeugdigen als uitgangspunt neemt.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77gg van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte
90 dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
42 dagen, van deze jeugddetentie
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
De rechtbank stelt de
proeftijdvast op
2 (twee) jarenonder de
algemene voorwaardendat de verdachte:
- zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat:
Meldplicht bij de (jeugd)reclassering
- verdachte zich binnen vier werkdagen na de uitspraak meldt bij Samen Veilig (SAVE) op het adres [adres 2] Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Ambulante behandeling
- verdachte zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, indien dit nodig wordt geacht door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
Dagbesteding
- verdachte een dagbesteding heeft en houdt in de vorm van scholing en/of arbeid;
Netwerkanalyse
- verdachte meewerkt aan het maken van een netwerkanalyse.
Geeft opdracht aan Samen Veilig jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf van 50 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 25 dagen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en A.S Dogan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 april 2021.
[...]