ECLI:NL:RBAMS:2021:2599
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van feitelijk leidinggeven aan niet melden van meldingsplichtige transacties onder de Wwft
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van feitelijk leidinggeven aan het niet melden van meldingsplichtige transacties, zoals vereist onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De verdachte, geboren in 1975, was als middellijk bestuurder van een rechtspersoon betrokken bij de transacties die in de tenlastelegging werden genoemd. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 8 april 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. R. van Staden ten Brink, en de raadsman van de verdachte, mr. A.C. Huisman, hun standpunten naar voren brachten.
De tenlastelegging betrof het feitelijk leidinggeven aan het niet melden van ongebruikelijke transacties in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015. De verdediging stelde dat de transacties waren verjaard, maar de rechtbank oordeelde dat de verjaring was gestuit door een daad van vervolging in 2019. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
In de beoordeling van de vrijspraak kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld in het niet melden van de transacties. De verdachte had de meldplicht gedelegeerd aan de boekhouder, die volgens de verdachte goed werk verrichtte. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte opzet had op het niet melden van de transacties. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat niet was aangetoond dat hij bewust de kans had aanvaard dat de meldplicht niet werd nageleefd.