3.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte als werkgever opzettelijk niet heeft voldaan aan de regels van Arbowet, dat daardoor levensgevaarlijke situaties te verwachten waren en dat zij dat ook had moeten weten. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte niet heeft voldaan aan de veiligheidsvoorschriften in de tenlastelegging onder derde, vierde, zevende, achtste en negende gedachtestreepje. Van het overtreden van de overige voorschriften wordt verdachte vrijgesproken.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte is een werkgever zoals bedoeld in de Arbowet. Op basis daarvan is zij verplicht zich aan de voorschriften van de Arbowet en het Arbeidsomstandighedenbesluit voor werkgevers te houden.
Artikel 5 lid 1 van de Arbowet (derde gedachtestreepje)
Artikel 5, eerste lid, van de Arbowet legt de verplichting op aan de werkgever bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast te leggen welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich brengt. De risico-inventarisatie en -evaluatie moet ook een beschrijving van de gevaren en de risico’s voor bijzondere categorieën van werknemers bevatten.
In het Plan van Aanpak van 1 januari 2017 is te zien dat een risico-inventarisatie en risico-evaluatie is uitgevoerd, maar hierin is niet opgenomen dat het aangereden worden door voertuigen (waaronder een shovel) tot de risico’s behoort. De rechtbank vindt dat verdachte hiermee onvoldoende aan het voorschrift heeft voldaan.
Artikel 8 lid 1 van de Arbowet (vierde gedachtestreepje)
Artikel 8, eerste lid, van de Arbowet legt de werkgever de verplichting op de werknemers doeltreffend in te lichten over de risico’s die zijn verbonden aan de te verrichten werkzaamheden.
De rechtbank leidt af uit de verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] dat er sporadisch toolboxmeetings (presentaties over een of meer veiligheidsonderwerpen ) werden gehouden. [getuige 1] (bedrijfsleider) heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat er af en toe fysieke toolboxmeetings werden gehouden en er ook memo’s werden verstrekt aan de werknemers. De rechtbank heeft echter geen enkel schriftelijk stuk aangetroffen met betrekking tot deze toolboxmeetings waaruit blijkt dat werknemers doeltreffend werden ingelicht over de risico’s die zijn verbonden aan de te verrichten werkzaamheden. Dit in samenhang met de eerder genoemde getuigenverklaringen leidt er toe dat de rechtbank tot de vaststelling komt dat de werknemers onvoldoende zijn geïnformeerd over de risico’s en dat niet is voldaan aan de verplichting uit artikel 8 lid 1 van de Arbowet.
Artikel 3.15 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (zevende gedachtestreepje)
Artikel 3.15, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit legt de werkgever de verplichting op om op de plaatsen waar door de aard van het werk gevaar voorkomt bij het verplaatsen van voertuigen ( in dit geval het op- en achteruit afrijden van hellingen door een shovel ) of personen, deze plaatsen duidelijk door signalen te markeren.
De rechtbank stelt vast dat er aan het begin van het terrein van [verdachte] een bord stond met instructies. Bij de ingang van de loods waar de shovel reed hing op het moment van het ongeval geen waarschuwingsbord. Er was geen fysieke scheiding tussen voetgangers en gemotoriseerd verkeer en er was geen markering aangebracht ter aanduiding van een voetgangerspad of een route die alleen bestemd was voor gemotoriseerd verkeer. De rechtbank vindt dat verdachte hiermee onvoldoende aan het voorschrift heeft voldaan.
Artikel 7.17c lid 4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (achtste gedachtestreepje)
Verdachte zou geen doeltreffende verkeersregels hebben vastgesteld, terwijl een mobiel arbeidsmiddel (een shovel) zich beweegt (het op- en achteruit afrijden van hellingen door de shovel) binnen een werkzone waar werknemers zich kunnen bevinden.
De rechtbank vindt bewezen dat er geen doeltreffende verkeersregels als bedoeld in dit artikellid waren vastgesteld. In het Plan van Aanpak van [verdachte] zijn verkeersregels opgenomen en aan het begin van het terrein hing een bord met algemene verkeersregels voor het terrein. In de loods golden geen specifieke verkeersregels. Dat werknemers [getuige 1] en [werknemer 2] verklaren dat er wel wat verkeersregels golden maakt dit niet anders en is onvoldoende om vast te stellen dat er verkeersregels golden in de loods.
Artikel 7.17c lid 5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (negende gedachtestreepje)
Artikel 7.17c, vijfde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit legt de werkgever de verplichting op om doeltreffende organisatorische maatregelen te nemen om te voorkomen dat werknemers zich bevinden in de werkzone van mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving.
De rechtbank stelt vast dat verdachte geen doeltreffende organisatorische maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat werknemers zich zouden kunnen bevinden in de werkzone van de shovel. Er waren geen maatregelen genomen om de werkruimte en de looproute te scheiden. De rechtbank vindt dat die maatregelen wel hadden moeten worden genomen, omdat werknemers, zo blijkt uit het dossier, ook als voetgangers de loods konden betreden. De loods was voor lopende werknemers vrij toegankelijk. De rechtbank vindt dat verdachte onvoldoende aan het voorschrift heeft voldaan.
Toerekening
Een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit als de gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Verdachte heeft nagelaten volgens de vereiste voorschriften werkzaamheden te laten verrichten. Van verdachte mocht gevergd worden dat zij ervoor zorgde dat haar werknemers op een veilige arbeidsplaats onder veilige werkomstandigheden hun werkzaamheden konden uitvoeren. Dat behoort bij uitstek tot de taken en verantwoordelijkheden van de rechtspersoon. De gedragingen hebben dus plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon en worden toegerekend aan [verdachte] .
Opzet en te verwachten risico
De rechtbank vindt dat verdachte zich opzettelijk niet aan de verplichtingen op grond van de Arbowet heeft gehouden. De rechtbank neemt hiervoor voorwaardelijk opzet aan, dat betekent dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat niet werd voldaan aan de verplichtingen volgens de Arbowet. Uit het dossier kan worden afgeleid dat er aandacht werd besteed aan veiligheidsmaatregelen, daarmee werden de risico’s dus onderkend, desondanks heeft verdachte onvoldoende veiligheidsmaatregelen getroffen. De rechtbank vindt dat verdachte wist dat door niet te voldoen aan die verplichtingen uit de Arbowet levensgevaar of ernstige gezondheidsschade te verwachten was of zou ontstaan. Het is een gegeven dat werkzaamheden met een shovel de nodige risico’s met zich brengen - met name als zich daar ook voetgangers kunnen bevinden – dat deskundigheid en voorzichtigheid is vereist om mogelijk ernstige schade aan de gezondheid van werknemers te voorkomen. De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat verdachte wist dat er levensgevaar dan wel ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers zou ontstaan of te verwachten was.
Omdat de rechtbank aan de beoordeling van dood door schuld niet toekomt, hoeft het verweer dat sprake zou zijn van een vormverzuim waarop bewijsuitsluiting zou moeten volgen niet te worden besproken.
3.3.3.Vrijspraak van de andere gedachtestreepjes
Van de volgende gedachtestreepjes in de tenlastelegging wordt verdachte vrijgesproken.
Artikel 3 lid 1 van de Arbowet (eerste gedachtestreepje)
Verdachte wordt verweten dat niet was gezorgd voor de veiligheid en gezondheid van werknemers inzake alle met de arbeid aan de [adres] verbonden aspecten en er geen beleid was gevoerd dat gericht was op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden op die arbeidsplaats en de arbeid aldaar niet zodanig georganiseerd was dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemers.
De rechtbank vindt dit niet bewezen, omdat verdachte wel een aantal maatregelen had getroffen, waaronder een snelheidslimiet op het hele terrein van [verdachte] . Het ten laste gelegde is algemeen geformuleerd. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om in zijn algemeenheid aan te nemen dat verdachte geen maatregelen had genomen.
Artikel 8 lid 4 van de Arbowet (tweede gedachtestreepje)
Verdachte zou niet hebben toegezien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de risico's met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden met een shovel en/of in de buurt van die shovel en/of zouden door verdachte geen maatregelen zijn getroffen bij het niet naleven van de instructies en voorschriften.
De rechtbank vindt dit niet bewezen omdat medewerkers van [verdachte] hebben verklaard dat werknemers elkaar controleerden en dat bedrijfsleider [getuige 1] collega’s zo nodig aansprak op hun gedrag. Dat er helemaal niet is toegezien op de naleving van de instructies kan dus niet worden vastgesteld.
Artikel 3.2 lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit (vijfde gedachtestreepje)
Verdachte zou onvoldoende hebben gezorgd dat de arbeidsplaats veilig toegankelijk was en veilig kon worden verlaten en/of niet zodanig was ontworpen, gebouwd of uitgerust, dat daardoor het gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers die daar werkzaamheden verrichtten zoveel mogelijk werd voorkomen.
De officier van justitie heeft niet concreet gemaakt op welke situatie de overtreding van dit voorschrift zou zien of waarom de arbeidsplaats niet veilig toegankelijk was en niet veilig kon worden verlaten en/of zodanig was ontworpen, gebouwd of uitgerust, dat daardoor er gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers ontstond. Ook zonder die duiding is het de rechtbank op grond van het dossier niet duidelijk geworden. De rechtbank vindt dit gedachtestreepje dus niet bewezen.
Artikel 3.14 lid 4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (zesde gedachtestreepje)
Verdachte wordt verweten op de verbindingswegen waar de shovel werd gebruikt niet de nodige verkeersregels te hebben gesteld.
De officier van justitie heeft niet concreet gemaakt op welke situatie de overtreding van dit voorschrift zou zien of wat er precies met verbindingswegen wordt bedoeld. Ook zonder die duiding is het de rechtbank op grond van het dossier niet duidelijk geworden. De rechtbank vindt dit gedachtestreepje dus niet bewezen.