ECLI:NL:RBAMS:2021:2553

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
13/752003-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel; toetsing van eerlijk proces in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Circuit Court in Olsztyn, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1982, die gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare zittingen op 27 augustus 2020 en 4 mei 2021, waarbij de opgeëiste persoon via videoverbinding aanwezig was en bijgestaan door zijn raadsman. Tijdens de zittingen werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en werd de inhoud van het EAB besproken, dat betrekking had op een vrijheidsstraf van 2 jaar en 8 maanden voor diefstal en het veroorzaken van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen.

De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon geen eerlijk proces had gehad in Polen, en vroeg de rechtbank om nadere informatie over de onafhankelijkheid van de rechters in de Poolse zaak. De officier van justitie betwistte deze claim en stelde dat er geen zwaarwegende gronden waren om aan te nemen dat het recht op een eerlijk proces was geschonden. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank besloot de overlevering toe te staan, waarbij werd opgemerkt dat de ingrijpende wijzigingen in de Poolse rechterlijke organisatie pas na de veroordeling van de opgeëiste persoon plaatsvonden.

De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat volgens de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752003-19
RK nummer: 20/3323
Datum uitspraak: 4 mei 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 juni 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 februari 2019 door
the Circuit Court in Olsztyn, Criminal Matters Division 2(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 27 augustus 2020
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 augustus 2020.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon, aanwezig via een videoverbinding, is bijgestaan door zijn raadsman, mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Zitting 4 mei 2021
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 4 mei 2021.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon, aanwezig via een videoverbinding, is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft ter zitting geconstateerd dat de op 27 augustus 2020 met 30 dagen verlengde beslistermijn (in totaal 90 dagen) is verstreken zonder dat deze termijn vóór 1 april 2021 voor onbepaalde tijd is verlengd, dat artikel 22, leden vier tot en met zes (nieuw) OLW in dit geval een verdere verlenging van de beslistermijn niet toelaat en dat daardoor de overleveringsdetentie is geëindigd. De rechtbank heeft direct uitspraak gedaan. De officier van justitie heeft de opgeëiste persoon vervolgens aangehouden op grond van artikel 37 OLW.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment of the District Court in Olsztynvan 10 februari 2017 (referentie: II K 924/15).
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot dit vonnis heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar en 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1 jaar, 11 maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen
en
medeplegen van opzettelijk een ontploffing veroorzaken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

5.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de opgeëiste persoon stelt geen eerlijk proces te hebben gehad. Niet duidelijk is of de rechter in eerste aanleg bevoegd was dan wel onafhankelijk. De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij twijfels hierover nadere informatie in te winnen bij de Poolse autoriteiten. De raadsman heeft een artikel van
the Hague Journal on the Rule of Lawovergelegd waarin staat:
“Since October 2015 the governing Law and Justice Party has been engaged in a so-called reform of the justice system in Poland.”
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd. Subsidiair heeft hij de rechtbank verzocht om nadere vragen te stellen over – met name – de kwalificatie en de procedure van benoeming van de rechters in de zaak van de opgeëiste persoon.
5.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van zwaarwegende en op feiten berustende gronden om aan te nemen dat het grondrecht van de opgeëiste persoon op een eerlijk proces is geschonden. De overlevering kan worden toegestaan.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Dit EAB heeft betrekking op een vrijheidsstraf die is opgelegd bij vonnis van 10 februari 2017. De ingrijpende wijzigingen ten aanzien van de rechterlijke organisatie in Polen hebben zich evenwel pas voorgedaan vanaf het najaar van 2017. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat destijds al sprake was van zwaarwegende en op feiten berustende gronden om aan te nemen dat het grondrecht op een eerlijk proces in deze procedure is geschonden en ziet daarom geen aanleiding om nadere vragen te stellen, zoals door de raadsman is verzocht.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 157 en 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Olsztyn, Criminal Matters Division 2(Polen).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en D.P. Hein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 mei 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.