ECLI:NL:RBAMS:2021:2536

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
21/806
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op Wob-verzoek door gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de besloten vennootschap TMG Landelijke Media B.V. beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het beroep is ingesteld op 5 februari 2021, nadat de eiseres op 20 december 2019 een Wob-verzoek had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door de gemeente Amsterdam is overschreden. Eiseres heeft de gemeente in gebreke gesteld en is vervolgens in beroep gegaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de gemeente niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft gereageerd op het Wob-verzoek. De rechtbank heeft de gemeente opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de gemeente de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat de gemeente het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres moet vergoeden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/806

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

de besloten vennootschap TMG Landelijke Media B.V., eiseres

(gemachtigde: [naam 1] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: [naam 2] ),

Procesverloop

Eiseres heeft op met de brief van 3 februari 2021, door de rechtbank ontvangen op
5 februari 2021, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Eiseres heeft op 20 december 2019 een Wob-verzoek ingediend. Hierin verzoekt zij – kortgezegd - om informatie omtrent de wijzigingen van het erfpachtstelsel. De rechtbank overweegt dat verweerder binnen vier weken op het Wob-verzoek moet beslissen, [3] tenzij verweerder binnen die termijn aangeeft dat meer tijd nodig is om te beslissen op het verzoek. In dat geval kan de termijn met vier weken worden verlengd. [4] Met de brief van
30 december 2019 heeft verweerder ontvangst van het verzoek bevestigd en de beslistermijn verlengd met vier weken. Dat betekent dat verweerder in beginsel uiterlijk op 14 februari 2020 op het verzoek had moeten reageren. Verweerder heeft dat niet gedaan. Met de brief van
8 januari 2021 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens is eiseres op
5 februari 2021 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
4. De rechtbank stelt met partijen vast dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder na die beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna in beroep is gegaan.
5. Het beroep is dus gegrond.
6.1
Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [5] In het verweerschrift van 9 maart 2021 heeft verweerder verklaard dat er sprake is van een zeer omvangrijk Wob-verzoek. Gezien de omvang en reikwijdte van het verzoek is er in overleg met eiseres besloten om het wob-verzoek te splitsen in vier deelbesluiten. Op 17 november 2020 heeft verweerder het eerste deelbesluit, genaamd ‘VES’ genomen. De overige drie delen van het besluit zijn nog in behandeling bij verweerder. Voor het tweede deel van het besluit, genaamd ‘Ameo,’ is verweerder bezig om de documenten te verzamelen en te beoordelen. Voor een aantal documenten moet verweerder bij derde-belanghebbende zienswijzen vragen. Verweerder verwacht dat de zienswijzeprocedure drie weken in beslag neemt. Verweerder verwacht een daarna een week nodig te hebben om het besluit op te stellen en openbaar te maken. In totaal heeft verweerder vanaf 9 maart 2021 ongeveer zes weken nodig om een besluit te nemen op het tweede deelverzoek. Het derde deel van het besluit, genaamd ‘Commissie Schoon Schip,’ is volgens verweerder minder omvangrijk (40 a 50 documenten). Deze documenten moeten nog wel worden getoetst aan de uitzonderingsgronden van de Wob en op deze onderdelen onleesbaar worden gemaakt. Voor dit onderdeel moet een zienswijzeprocedure plaatsvinden. Verweerder verwacht voor het afronden van het derde deelbesluit ook zes weken nodig te hebben. Het vierde onderdeel, genaamd ‘Commissie Franck en Frijns’ is wel weer zeer omvangrijk (ongeveer 500 documenten). Deze documenten moeten worden getoetst aan de uitzonderingsgronden in de Wob en er zal zienswijzen aan derde belanghebbenden moeten worden gevraagd. Gezien de werkzaamheden die de voorgaande deelbesluit met zich meebrengen verzoekt verweerder de rechtbank om een afhandeltermijn van 10 weken vanaf 9 maart 2021, oftewel uiterlijk 18 mei 2021. Het is volgens verweerder redelijkerwijs niet mogelijk om deze besluiten in kortere termijnen te nemen en bekend te maken en daarbij de vereiste zorgvuldigheid in acht te nemen. De rechtbank stelt vast dat deze afhandeltermijn afloopt binnen twee weken na de dag waarop deze wordt verzonden. Gelet daarop ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de gebruikelijke beslistermijn. Het voorgaande betekent dat verweerder uiterlijk twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alle deelbesluiten moet nemen.
7. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,‑; en,
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 6, eerste lid, van de Wob.
4.Artikel 6, tweede lid, van de Wob.
5.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb