ECLI:NL:RBAMS:2021:2533

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1038
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Amsterdam. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had in een beschikking van 28 februari 2019 de WOZ-waarde van de woning vastgesteld op € 263.000,- voor het kalenderjaar 2019. Eiser, eigenaar van de woning, maakte bezwaar tegen deze vaststelling en vond de waarde te hoog, met een voorstel om de waarde op € 237.000,- vast te stellen. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard in een uitspraak op bezwaar van 19 februari 2020, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 april 2021 via een videoverbinding, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, maar de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door mr. M.A. Boerhorst. De rechtbank overwoog dat de verkoopprijs van de woning een goede basis vormt voor de waardebepaling, maar dat deze prijs gecorrigeerd moet worden naar de waardepeildatum van 1 januari 2018 en dat er een erfpachtcorrectie moet plaatsvinden. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was en dat de door hem uitgevoerde correcties juist waren.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. F.L. Bolkestein, in aanwezigheid van griffier mr. N. van der Kroft, en werd openbaar uitgesproken. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/1038

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 28 februari 2019 de WOZ-waarde van onder andere de onroerende zaak [adres] te Amsterdam (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 263.000,-. In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2019 bekendgemaakt.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 19 februari 2020 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft zaak met een video-verbinding behandeld op 19 april 2021.
Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De heffingsambtenaar, in de persoon van mr. M.A. Boerhorst, heeft deelgenomen.

Overwegingen

De aanleiding voor deze procedure
1. Eiser is eigenaar van de woning. Het gaat om een portiekflat met berging in Amsterdam Nieuw-West. De oppervlakte van de woning is ongeveer 84 m².
2. Partijen zijn het niet eens over de hoogte van de WOZ-waarde van de woning. De waardepeildatum is in dit geval 1 januari 2018.
3. Eiser vindt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde te hoog heeft vastgesteld. Hij vindt dat de waarde van de woning vastgesteld moet worden op € 237.000,-.
4. De heffingsambtenaar vindt dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Hij heeft ter onderbouwing een taxatierapport ingediend. In dit taxatierapport is de waarde van de woning getaxeerd op € 263.000,-. Het taxatierapport van de heffingsambtenaar is voornamelijk gebaseerd op de gegevens van de verkoop van de onderhavige woning op 2 maart 2017. De heffingsambtenaar heeft deze verkoop vergeleken met recente verkoopcijfers van andere woningen (de vergelijkingsobjecten), namelijk [adres 2] en [adres 3] . Volgens de heffingsambtenaar valt uit de verkoopprijzen van deze vergelijkingsobjecten af te leiden dat de verkoopprijs van de woning van eiser markconform is.
Wat vindt de rechtbank van deze zaak?
5. De waarde die moet worden vastgesteld is de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die zou zijn betaald door de meest biedende koper als de woning op de meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding te koop is aangeboden. [1] Het gaat om de waarde van de woning alsof er geen sprake is van erfpacht, dat is bepaald in artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
6. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de verkooprijs van de woning een goede basis is om de waarde vast te stellen. Dit transactiebedrag dient echter te worden gecorrigeerd naar waardepeildatum 1 januari 2018 en er dient een erfpachtcorrectie te worden gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat de door de heffingsambtenaar uitgevoerde erfpachtcorrectie of de correctie voor de waardepeildatum onjuist is.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
(Is niet tot ondertekening in staat)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Voetnoten

1.Zie de wetsgeschiedenis van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ.