In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van [eiser] tot instemming met een schuldregeling. [eiser] had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij 35,6% van de vorderingen aan preferente schuldeisers en 17,8% aan concurrente schuldeisers wilde betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] in een financieel benarde situatie verkeert, mede door een arbeidsongeschiktheidspensioen dat door ABP werd teruggevorderd. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers afgewogen tegen die van [eiser] en geconcludeerd dat de schuldeisers in redelijkheid niet konden weigeren in te stemmen met de aangeboden regeling. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat de vooruitzichten voor de schuldeisers bij aanvaarding van het akkoord gunstiger zijn dan bij verwerping daarvan. De rechtbank heeft het verzoek tot instemming met de schuldregeling toegewezen en het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat dit bij gebrek aan belang was.