Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs
‘fishing expedition’en dat het bekijken van de laadruimte van het voertuig op grond van artikel 23 Wet op de economische delicten (hierna: WED) derhalve onrechtmatig was. Ook aan de toets van artikel 96b Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is niet voldaan, omdat bij het zien van drie Lidl bigshoppers geen sprake is van een verdenking van een misdrijf ex artikel 67, eerste lid, Sv, noch van een ontdekking van een strafbaar feit op heterdaad. Met het ten onrechte doorzoeken van het voertuig is sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, hetgeen dient te leiden tot algehele bewijsuitsluiting.
[kenteken] was op 10 oktober 2020 opgenomen in een referentiebestand van de ANPR (Automatic Number Plate Recognition) in verband met een vermoeden van ondermijnende criminaliteit, met als doel om dit voertuig te controleren. Op 11 december 2020 kreeg verbalisant [naam verbalisant 1] , die een ANPR controle uitvoerde, een hit op dit kenteken ter hoogte van hectometerpaal 47 rijstrook 2. Toen de verbalisant het voertuig iets later zag rijden op de Rijksweg A2 links ter hoogte van Abcoude, constateerde hij dat er iets mis was met de linker koplamp en ging over tot controle. Medeverdachte [medeverdachte] bleek de bestuurder van het voertuig te zijn en verdachte was de bijrijder. De verbalisant heeft het rij- en kentekenbewijs van medeverdachte [medeverdachte] gevorderd en medegedeeld dat een reden van de staandehouding was dat de verlichting niet voldeed aan de daaraan gestelde eisen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voorgaande, sprake is van rechtmatig gebruik van de controlebevoegdheid van de WVW 1994. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de door de verbalisant gehanteerde controlebevoegdheid uitsluitend is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is verleend.