8.3.De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft brand gesticht in de kliniek van [naam kliniek] (Kliniek voor Intensieve Behandeling) waar hij op dat moment verbleef. Brandstichting is uitermate gevaarlijk gedrag. Door brand te stichten heeft verdachte niet alleen schade aangericht, maar is ook levensgevaar voor medepatiënten en het aanwezige personeel van de kliniek te duchten geweest. Verder zorgt een dergelijke brandstichting voor grote onrust en overlast voor het personeel en de patiënten van de kliniek. Het personeel was genoodzaakt om alle aanwezigen in de kliniek te evacueren.
Uit de rapportages die zijn opgemaakt door de deskundigen S. van den Berg, psycholoog, en D.J. Vinkers, psychiater, (18 november 2020 respectievelijk 17 november 2020) blijkt dat bij verdachte sprake is van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van middelen en alcohol. Beide deskundigen hebben geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten die tot een andere conclusie zouden moeten leiden en neemt dit advies van de deskundigen over.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld welke afdoening in de zin van een straf en/of maatregel passend en geboden is en het meest recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte. Bij het beantwoorden van die vraag heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte en de rapportages die over hem zijn opgemaakt en heeft zij rekening gehouden met hetgeen de deskundigen op de terechtzitting hebben verklaard.
Uit het strafblad van verdachte van 3 februari 2021 blijkt dat hij in het verleden meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten. De meest recente veroordeling dateert uit 2010. Uit de rapportages die over verdachte zijn opgesteld blijkt dat in de afgelopen jaren meerdere keren sprake is geweest van forse agressie (gericht op spullen of meubilair) op in GGZ-instellingen, waar verdachte niet strafrechtelijk voor is vervolgd. Uit het reclasseringsadvies van 24 november 2020 en de eerder genoemde rapportages van zowel de psychiater als de psycholoog, blijkt dat het recidiverisico als (matig tot) hoog wordt ingeschat. Beide deskundigen hebben tbs met voorwaarden geadviseerd. Psychiater Vinkers heeft hiertoe onder meer het volgende overwogen, zakelijk weergegeven:
Geadviseerd wordt om betrokkene een tbs maatregel met voorwaarden op te leggen. Alleen met een dergelijke ingrijpende maatregel kan terugval en/of recidive worden voorkomen. Er hebben zich al diverse forse agressieve incidenten voorgedaan en (als het huidige ten laste gelegde bewezen wordt geacht) er lijkt sprake te zijn van een escalatie van de intensiteit van de agressie. Een gedwongen psychiatrische opname (bijvoorbeeld met een zorgmachtiging) is onvoldoende (gebleken) voor een vermindering van het recidiverisico. Mogelijk zou betrokkene in eerste instantie op een FPK of anderszins strikte afdeling geplaatst
kunnen worden, waarbij hij zich aan diverse voorwaarden zou moeten houden (abstinentie middelen, therapietrouw, agressie regulatie therapie, zinvolle daginvulling). Als blijkt dat dit goed verloopt, zou gezocht kunnen worden naar een meer ambulante of begeleide woonvorm.
Uit de rapportage van psycholoog Van den Berg blijkt verder, zakelijk weergegeven:
Er is sprake van een structureel probleem waarbij betrokkene vrijwel letterlijk van kliniek naar kliniek gaat als gevolg van psychiatrische problematiek die onvoldoende gestabiliseerd lijkt te kunnen worden. Hierbij staat op de voorgrond dat betrokkene last heeft van doorbraken in de impulsregulatie en op menige opname afdeling in ernstige mate spullen vernield heeft. (…) Betrokkene is in 10 jaar tijd 16 maal opgenomen geweest binnen psychiatrische instellingen. Hier krijgt hij vrijheden waar hij op dit moment onvoldoende mee kan omgaan, waardoor hij vervalt in middelengebruik. (…) De reguliere psychiatrie voorziet niet in een plaatsing die passend is bij iemand die lijdende is aan een dergelijke comorbiditeit waarbij een hoger beveiligingsniveau benodigd is.
De reclassering heeft in het advies van 24 november 2020 van R. Boon voorwaarden opgesteld die bij een tbs-maatregel kunnen worden opgelegd naar aanleiding van voornoemde rapportages van Vinkers en Van den Berg. De reclassering heeft daarbij negatief geadviseerd over het opleggen van tbs met voorwaarden, omdat verdachte weliswaar bereid was tot medewerking aan de opgestelde voorwaarden, maar niet in het kader van een tbs met voorwaarden. In het voortgangsverslag toezicht van 15 maart 2021, opgesteld door M. Buné, is dit eerdere advies genuanceerd, omdat verdachte nu in tegenstelling tot eerder wel lijkt te willen meewerken aan een traject met een tbs-titel. De reclassering adviseert in het geval van oplegging van de tbs-maatregel hieraan de eerder geformuleerde voorwaarden te verbinden. Verdachte heeft zich ter terechtzitting voldoende bereid verklaard om zich aan die voorwaarden te houden.
Verklaringen van de deskundigen ter terechtzitting
Ter terechtzitting zijn de psychiaters D.J. Vinkers, C.A.M. van der Meijs en E.P.K. Sikkens en de reclasseringswerkers R. Boon en R. Buné als deskundigen gehoord. Vinkers heeft de door hem opgemaakte rapportage nader toegelicht en bevestigd. In aanvulling daarop heeft hij verklaard dat met name structuur, strikte verlofregelingen en urinecontroles van belang zijn om het recidiverisico te beperken. Hiervoor is een langdurig en gestructureerd forensisch kader nodig. Van der Meijs heeft daarentegen verklaard dat, zoals hij ook in zijn rapportage van 31 augustus 2020 heeft uiteengezet, een verblijf in een FPK voor verdachte wenselijk is, maar tbs met voorwaarden in zijn optiek een te verstrekkende maatregel zou zijn. Het is niet waarschijnlijk dat verdachte opnieuw een brandstichting zal plegen. Een zorgmachtiging zou in dit geval passender zijn.
De rechtbank heeft in de loop van de strafzaak het Openbaar Ministerie verzocht om een zorgmachtiging voor te bereiden. In de beëindigingsbrief van 15 maart 2021 en de in het strafdossier gevoegde medische verklaring, is opgemerkt dat niet is voldaan aan de uitgangspunten en criteria van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Om die reden heeft het Openbaar Ministerie geen verzoekschrift tot de afgifte een zorgmachtiging voorbereid. Sikkens, die de medische verklaring heeft opgesteld, heeft ter terechtzitting verklaard dat tbs met voorwaarden meer mogelijkheden tot risicomanagement biedt in vergelijking met een zorgmachtiging. Daarbij is ook gesproken over de mogelijkheid om verdachte in het kader van een zorgmachtiging in een FPK te laten verblijven. Sikkens heeft daarover uitgelegd dat de uitvoering van een verblijf in een FPK op basis van een zorgmachtiging of in het kader van een tbs met voorwaarden in beginsel vergelijkbaar is, maar dat in het kader van tbs met voorwaarden het verblijf in de FPK langer kan duren en de uitstroom geleidelijker en beter kan plaatsvinden.
Verder is op de terechtzitting gesproken over de mogelijkheid van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden, waaronder een verblijf in een FPK. Boon, reclasseringswerker, heeft toegelicht dat dit een aantal nadelen kent ten opzichte van tbs met voorwaarden. Zo zijn een time-out en een terugplaatsing niet mogelijk bij een voorwaardelijk strafdeel en is het de vraag of een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden voldoende recidivebeperkend is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan: het bewezen geachte feit is een misdrijf waarop de wet een gevangenisstraf van vier jaren of meer stelt, tijdens het begaan van het feit bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van deze maatregel.
De rechtbank overweegt dat sprake is van een ernstig strafbaar feit en dat verdachte een complexe persoonlijkheidsproblematiek heeft. Verdachte kent een lange geschiedenis in de GGZ. Hij heeft het bewezenverklaarde feit gepleegd terwijl hij verbleef in een klinisch intensieve behandelafdeling. Dit is de meest zware behandelvorm van de GGZ. Uit de rapportages van Vinkers en Van den Berg blijkt dat er daarvoor in andere klinieken ook incidenten met verdachte zijn geweest, en dat daarin een toename te zien is. Met Vinkers en Van den Berg is de rechtbank van oordeel dat verdachte een langdurig behandeltraject nodig heeft. Op dit moment verblijft hij in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis in een FPK. De rechtbank overweegt dat de tbs-maatregel een aantal voordelen kent ten opzichte van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden en een zorgmachtiging. Allereerst is van belang dat nu juist de tbs-maatregel een langdurig behandeltraject mogelijk maakt. Daarnaast hebben de deskundigen toegelicht dat de maatregel van tbs met voorwaarden de mogelijkheid van een time-out kent en dat de doorstroming naar bijvoorbeeld een begeleid wonen-vorm meer geleidelijk kan plaatsvinden. Ook is de verlovenopbouw strikter geregeld, hetgeen voor verdachte gelet op zijn middelenproblematiek van belang is. Het is zijn wens om snel met verlof te kunnen, terwijl bij eerdere verloven regelmatig sprake was van middelengebruik en daarmee gepaard gaande incidenten. Specifiek met betrekking tot de door Van der Meijs geadviseerde zorgmachtiging geldt nog, naast hetgeen daar door Sikkens over is opgemerkt, dat er geen zorgplan voorligt en er op dit moment sprake lijkt te zijn van vrijwilligheid van verdachte om aan de voorwaarden mee te werken. Dit maakt dat afgifte van een zorgmachtiging thans niet mogelijk is. Alles overwegende, is de rechtbank van oordeel dat tbs met voorwaarden passend en geboden is en zal zij dit opleggen. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 220 dagen, met aftrek van voorarrest. De gevangenisstraf is daarmee gelijk aan het al ondergane voorarrest.
De rechtbank overweegt dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten brandstichting. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaar.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Er moet rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, indien hij niet behandeld wordt. De rechtbank zal om die reden de maatregel van tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren op grond van artikel 38 lid 6 van het Wetboek van Strafrecht.