Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te Diemen, eiser
algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een advocaat, tegen de beslissing van de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten. Eiser was ingedeeld in categorie 1 en moest een jaarbijdrage van € 973,00 betalen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 6 april 2021 zijn de gemachtigden van beide partijen verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 1 januari 2020 nog als advocaat op het tableau stond ingeschreven, maar zich op 5 januari 2020 heeft uitgeschreven. Eiser was vanaf 6 januari 2020 werkzaam als bedrijfsjurist. Eiser betoogde dat het bestreden besluit in strijd was met het evenredigheidsbeginsel, omdat hij slechts twee werkdagen in 2020 als advocaat ingeschreven stond en het onredelijk was om de volledige jaarbijdrage te vragen.
De rechtbank heeft dit betoog verworpen. Hoewel de rechtbank erkende dat de volledige jaarbijdrage nadelig voor eiser uitpakte, oordeelde zij dat de relevante bepalingen van de Advocatenwet en de Verordening op de advocatuur geen ruimte boden voor een uitzondering in het geval van eiser. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen reden was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. C. Pasteuning.