ECLI:NL:RBAMS:2021:2469

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
8977039 ea verz 21-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet wegens overtreding huisregels en cultuuromslag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en de besloten vennootschap Albert Heijn B.V. [verzoekster] had op 14 januari 2021 een verzoekschrift ingediend tot vernietiging van haar ontslag op staande voet, dat op 16 november 2020 was gegeven na het wegnemen van twee flesjes cola uit de winkel. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was, omdat de omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang moesten worden bezien. De rechter concludeerde dat het gedrag van [verzoekster] niet als diefstal kon worden gekwalificeerd en dat er geen dringende reden was voor ontslag. De kantonrechter oordeelde dat een waarschuwing in dit geval voldoende zou zijn geweest, gezien de cultuuromslag binnen Albert Heijn en het feit dat de huisregels niet strikt waren gehandhaafd. De kantonrechter vernietigde het ontslag en oordeelde dat de arbeidsovereenkomst voortduurt, met recht op wedertewerkstelling en betaling van het achterstallige loon. Albert Heijn werd veroordeeld tot betaling van het loon over de periode vanaf 16 november 2020, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8977039 EA VERZ 21-13
beschikking van: 4 mei 2021
func.: 534

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoekster]

wonende te [woonplaats]
verzoekster
nader te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. M.A.M. Timmermans
t e g e n

de besloten vennootschap Albert Heijn B.V.

gevestigd te Zaandam
verweerster
nader te noemen: Albert Heijn
gemachtigde: mr. T.O. Boot

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoekster] heeft op 14 januari 2021 een verzoekschrift ingediend dat primair strekt tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Albert Heijn, met nevenverzoeken. Subsidiair, althans voorwaardelijk, heeft [verzoekster] verzocht ten laste van Albert Heijn een billijke vergoeding toe te kennen, in geval het door Albert Heijn ingediende tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden toegewezen.
Albert Heijn heeft op 1 april 2021 een verweerschrift ingediend, tevens houdende een zelfstandig tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Het verzoek is mondeling behandeld op15 april 2021. [verzoekster] is verschenen, vergezeld door de gemachtigde en namens Albert Heijn is verschenen dhr. [betrokkene] , eveneens vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten mede aan de hand van een pleitnota toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Na verder debat is beschikking gevraagd en is een datum voor beschikking bepaald.

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1999 en thans derhalve 21 jaar oud, is sinds 13 juli 2015 in dienst van Albert Heijn, laatstelijk als medewerker verkoop in het filiaal aan het [adres] . Het salaris bedraagt € 7,76 bruto per uur, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
1.2.
Op 12 november 2020 heeft [verzoekster] , zonder af te rekenen en twee flesjes cola uit de winkel gehaald en één daarvan genuttigd in de kantine. Het andere flesje was voor haar collega [naam 1] .
1.3.
Naar aanleiding daarvan is [verzoekster] op 13 november 2020 uitgenodigd voor een gesprek met supermarktmanager [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) en diens assistent
[naam 2] . Zij heeft vervolgens een vooraf opgestelde verklaring ondertekend en een handgeschreven verklaring opgesteld. De vooraf opgestelde verklaring vermeldt dat [verzoekster] twee Coca-Cola flesjes heeft weggenomen, zonder af te rekenen of af te boeken ‘op reden 33 warme maaltijdvergoeding’. De handgeschreven verklaring vermeldt dat [verzoekster] aan het eind van haar shift uit de winkel een colaflesje heeft gepakt omdat haar leidinggevende [naam leidinggevende] ( [naam leidinggevende] , aanvulling [naam leidinggevende] , hierna: [naam leidinggevende] ) nog een ongebruikte maaltijdvergoeding had op grond waarvan het flesje mocht worden gepakt en dat zij verder niets heeft afgeboekt en ook niet weet of [naam leidinggevende] dat heeft gedaan. Het was niet de bedoeling het flesje te pakken zonder te betalen of af te boeken, aldus de verklaring.
1.4.
Na het gesprek is [verzoekster] geschorst.
1.5.
Op 16 november 2020 heeft Albert Heijn [verzoekster] telefonisch op staande voet ontslagen, welk ontslag op 17 november 2020 schriftelijk aan [verzoekster] is bevestigd. Als reden vermeldt de brief:
“(…) dat je zonder toestemming producten van Albert Heijn hebt meegenomen zonder voor deze producten te betalen. Hierdoor heb je Albert Heijn (financieel) benadeeld. Ook heb je je ten onrechte niet gehouden aan de geldende gedragsregels en voorschriften van Albert Heijn, waaronder opgenomen in de Ahold Delhaze Ethische Code en Winkelspelregels. (…) Het ontslag zou ook verleend zijn als één van de bovengenoemde redenen, enkel een deel van de bovengenoemde redenen of een willekeurige andere combinatie van de bovengenoemde redenen zou zijn voorgevallen.(…)”.
1.6.
Bij brief van 23 november 2020 heeft [verzoekster] bezwaar gemaakt tegen het ontslag en zich beschikbaar gehouden voor werk.
1.7.
Op posters die hangen in het personeelsgedeelte van het filiaal waar [verzoekster] werkzaam is, is, voor zover relevant, vermeldt:
“Maaltijdvergoeding
Alleen als je op een dag meer dan 4,5 uur werkt en na 19.00 uur doorwerkt, heb je recht op een (warme) maaltijd.Je mag een maaltijd kiezen uit de winkel door uit drie categorieën (maaltijd, drinken, toetje) steeds één artikel te kiezen, tot een maximale gezamenlijke verkoopwaarde van € 7,-.(…)GevolgenEr worden arbeidsrechtelijke maatregelen genomen als je je niet aan de regels houdt. Een schriftelijke waarschuwing, inhouden van salaris, (onmiddellijke) beëindiging van het dienstverband behoren tot de mogelijkheden. Diefstal leidt altijd tot een ontslag op staande voet.”
Verzoek en verweer op het (voorwaardelijk) tegenverzoek
2. [verzoekster] verzoekt primair vernietiging van het ontslag op staande voet, Albert Heijn te veroordelen tot betaling van het gemiddelde loon van € 774,97 bruto per vier weken vanaf 16 november 2020 tot de arbeid wordt hervat, alsmede de wettelijke verhoging en wettelijke rente daarover en subsidiair, althans voorwaardelijk, tot betaling van een billijke vergoeding van € 9.687,13 bruto en € 148,- netto en de proceskosten.
3. Aan dit verzoek legt zij ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet of ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van ernstig verwijtbaar handelen. [verzoekster] heeft namelijk niet zonder toestemming producten van Albert Heijn weggenomen zonder daarvoor te betalen. [verzoekster] had hiervoor toestemming van haar leidinggevende [naam leidinggevende] . Ook is Albert Heijn niet benadeeld want de maaltijdvergoeding van [naam leidinggevende] is verder ongebruikt gebleven. Het is gebruikelijk om gebruik te maken van elkaars maaltijdvergoeding en niet langs de servicebalie te gaan. [verzoekster] had geen kwade intenties maar is vergeten de producten af te boeken. Wat betreft het schenden van de huisregels voert zij aan dat deze huisregels haar nimmer zijn overhandigd en/of toegelicht, dat ze ook maar moeilijk te vinden zijn op het intranet, dat niet direct duidelijk is wat de sanctie is op het schenden van de regels en dat deze regels niet strikt worden gehandhaafd. Voorts is [verzoekster] door Albert Heijn onder druk gezet een verklaring op te stellen en te ondertekenen en is bij het ontslag geen rekening gehouden met haar persoonlijke omstandigheden.
4. [verzoekster] verzet zich tegen toewijzing van het door Albert Heijn ingediende voorwaardelijke verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst nu de gebeurtenissen op 12 november 2020 ook geen redelijke grond opleveren voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op rond van verwijtbaar handelen, verstoring van de arbeidsrelatie of de cumulatiegrond.

Verweer en tegenverzoek

5. Albert Heijn verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – samengevat – dat [verzoekster] op 12 november 2020 geen recht had op een maaltijdvergoeding, geen toestemming had van [naam leidinggevende] om haar vergoeding te gebruiken en dat bij gebruik van een maaltijdvergoeding altijd een ‘betaald’-sticker moet worden gehaald bij de servicebalie en de producten dan ook moeten worden afgeboekt, hetgeen niet is gebeurd. Albert Heijn voert een zero-tolerance beleid bij diefstal en fraude hetgeen altijd met ontslag op staande voet wordt bestraft. Zij heeft een groot belang bij naleven van de huisregels, die [verzoekster] bij indiensttreding heeft ontvangen, op intranet te raadplegen zijn en waarvan in juli 2020 ook posters zijn opgehangen in het gedeelte van de winkel dat toegankelijk is voor personeel. Die posters maken onderdeel uit van een door Albert Heijn ingezette cultuuromslag in het desbetreffende filiaal waar de huisregels niet steeds in acht werden genomen door het personeel. Thans worden de huisregels strikt gehandhaafd. De teamleiders zijn hierover vanaf juni/juli 2020 wekelijks per e-mail geïnformeerd en hebben dit aan hun medewerkers in vergaderingen en individuele gesprekken ook doorgegeven. Albert Heijn heeft er groot belang bij dat zij haar personeel kan vertrouwen en dat vertrouwen in [verzoekster] is volledig komen te ontbreken.
6. Voor zover het ontslag op staande voet wordt vernietigd, kwalificeert het voorgaande als (ernstig) verwijtbaar handelen, dan wel als een verstoorde arbeidsverhouding of als een cumulatie daarvan, waarbij heeft te gelden dat herplaatsing van [verzoekster] niet in de reden ligt, hetgeen een redelijke grond oplevert de arbeidsovereenkomst per direct met [verzoekster] te ontbinden. Hierbij verzoekt zij tevens te bepalen dat aan [verzoekster] geen transitievergoeding toekomt.

Beoordeling

7. De kantonrechter dient te beoordelen of de reden die de werkgever aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd als een dringende reden kwalificeert als bedoeld in artikel 7:677 BW. Bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag moeten de omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang worden bezien. De aard en de ernst van het gedrag van de werknemer spelen daarbij een rol, evenals de duur van de arbeidsovereenkomst en ook de (persoonlijke) omstandigheden van de werknemer en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor de werknemer heeft.
8. Door het wegnemen van twee flesjes cola uit de winkel en één daarvan te nuttigen in de bedrijfskantine - zonder dat [verzoekster] recht had op een pauze en/of maaltijdvergoeding en zonder hiervoor af te rekenen, dan wel deze producten af te boeken en te voorzien van een ‘betaal’-sticker - heeft [verzoekster] diverse huisregels van Albert Heijn overtreden. Dat hierbij sprake is geweest van diefstal, wordt echter niet aangenomen. Niet aannemelijk is dat [verzoekster] een dergelijke intentie heeft gehad, hetgeen kan worden afgeleid uit het feit dat zij het flesje cola in alle openheid en in gezelschap van twee teamleiders, zo is onvoldoende weersproken gebleven, heeft genuttigd in de kantine. Het wordt er daarom voor gehouden dat [verzoekster] die avond laks is geweest, althans vergeten is deze producten op juiste wijze af te boeken.
9. Wat betreft het schenden van een aantal huisregels, waarbij door Albert Heijn is gesteld dat deze sinds medio 2020 verscherpt worden gehandhaafd vanwege een doorgevoerde cultuuromslag, heeft [verzoekster] aangevoerd dat veel regels niet al te nauw worden genomen door het personeel. Zij heeft daarvan ook diverse (deels anonieme) verklaringen van medewerkers overgelegd. Ook heeft zij erop gewezen dat zij zich van een cultuuromslag niet bewust was. Er hangen weliswaar (nieuwe) posters in de personeelsruimten, maar daar staan niet alle regels op die [verzoekster] zou hebben geschonden en haar is de verscherping van het beleid ook niet persoonlijk toegelicht, aldus [verzoekster] . Dat laatste blijkt inderdaad ook niet uit de door Albert Heijn overgelegde e-mailwisselingen met teamleiders en gesteld noch gebleken is dat in personeelsvergaderingen waar [verzoekster] aan heeft deelgenomen op een cultuuromslag is gewezen.
10. Juist omdat er in het desbetreffende filiaal losjes met de regels wordt of werd omgegaan en het bijvoorbeeld gebruikelijk was dat men elkaars maaltijdvergoeding gebruikte om iets uit de winkel te consumeren, had het voor de hand gelegen dat Albert Heijn [verzoekster] eerst zou hebben aangesproken op het overtreden van (een aantal van) deze regels. Gesteld noch gebleken is dat dit is gebeurd, terwijl [verzoekster] heeft aangevoerd dat er tenminste twee teamleiders aanwezig waren op 12 november 2020. Zo is het volgens Albert Heijn niet de bedoeling dat medewerkers in de kantine komen als zij geen pauze hebben, terwijl voldoende is komen vast te staan dat [verzoekster] wel pauze heeft genomen maar daar gelet op de lengte van haar shift geen recht op had. [verzoekster] had zodoende naar de regels van Albert Heijn niets te zoeken in de kantine. Toch heeft haar teamleider, die van [verzoekster] ’s shift op de hoogte moet zijn geweest, er die avond niets over gezegd.
11. Dat Albert Heijn een te rechtvaardigen belang heeft bij handhaving en juiste toepassing van haar huisregels is evident. Maar bij een cultuuromslag is het ook van belang dat eerst enige bewustwording ontstaat bij het personeel op de werkvloer. Een overgangsperiode, waarin medewerkers worden aangesproken en gewezen op het overtreden van de regels zonder dat dit direct tot arbeidsrechtelijke sancties leidt, is in zo’n geval op zijn plaats. ierdoorHierdoor
12. Albert Heijn heeft er nog op gewezen dat [verzoekster] geen toestemming had van [naam leidinggevende] om diens maaltijdvergoeding te gebruiken. De verklaring die [naam leidinggevende] hierover heeft opgesteld is echter niet eenduidig, al was het maar omdat daarin ook is vermeld dat [naam leidinggevende] haar maaltijdvergoeding die avond inderdaad niet zelf nodig had en daarin niet expliciet is vermeld dat er geen toestemming was gegeven aan [verzoekster] - die onweersproken heeft gesteld dat [naam leidinggevende] haar de maaltijdvergoeding zelf heeft aangeboden - om van deze maaltijdvergoeding gebruik te maken.
13. Wat daarvan verder ook zij, een ontslag op staande voet wegens het in alle openheid overtreden van een aantal huisregels waarvan kan worden vastgesteld dat, in elk geval in de daaraan voorafgaande periode, de handhaving te wensen over liet in het desbetreffende filiaal en waar [verzoekster] bovendien al zes jaar in dienst is, wordt als een veel te zware sanctie beoordeeld. Een waarschuwing had volstaan.
14. Uit het voorgaande volgt dat het ontslag op staande voet niet in stand kan blijven.
15. De gebeurtenissen op 12 november 2020 worden evenmin voldoende geacht om als redelijke grond te dienen voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege verwijtbaar handelen, een verstoorde arbeidsrelatie of cumulatie daarvan. Niet valt in te zien dat het van Albert Heijn niet meer kan worden gevergd het dienstverband met [verzoekster] voort te zetten. De tegenverzoeken van Albert Heijn worden daarom afgewezen.
16. Aangezien de opzegging wordt vernietigd en de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [verzoekster] recht op wedertewerkstelling en doorbetaling van het gemiddelde loon over de periode vanaf 13 november 2020 totdat zij weer voor haar werk zal worden toegelaten. De vordering van [verzoekster] tot loonbetaling zal daarom eveneens worden toegewezen als na te melden.
17. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zijn eveneens toewijsbaar, nu het loon niet tijdig is betaald. De wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 10%. De wettelijke rente over het achterstallig loon wordt toegewezen vanaf 16 november 2020.
18. De kantonrechter is van oordeel dat het in dat geval redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

BESLISSING

De kantonrechter:
vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst van 16 november 2020;
veroordeelt Albert Heijn tot betaling aan [verzoekster] van het achterstallige loon - over de periode vanaf 16 november 2020 tot het moment [verzoekster] weer tot het werk zal worden toegelaten te bepalen op € 774,97 bruto per vier weken - te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 10% en de wettelijke rente vanaf 16 november 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
compenseert de proceskosten zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter en op 4 mei 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter