Beoordeling
7. De kantonrechter dient te beoordelen of de reden die de werkgever aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd als een dringende reden kwalificeert als bedoeld in artikel 7:677 BW. Bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag moeten de omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang worden bezien. De aard en de ernst van het gedrag van de werknemer spelen daarbij een rol, evenals de duur van de arbeidsovereenkomst en ook de (persoonlijke) omstandigheden van de werknemer en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor de werknemer heeft.
8. Door het wegnemen van twee flesjes cola uit de winkel en één daarvan te nuttigen in de bedrijfskantine - zonder dat [verzoekster] recht had op een pauze en/of maaltijdvergoeding en zonder hiervoor af te rekenen, dan wel deze producten af te boeken en te voorzien van een ‘betaal’-sticker - heeft [verzoekster] diverse huisregels van Albert Heijn overtreden. Dat hierbij sprake is geweest van diefstal, wordt echter niet aangenomen. Niet aannemelijk is dat [verzoekster] een dergelijke intentie heeft gehad, hetgeen kan worden afgeleid uit het feit dat zij het flesje cola in alle openheid en in gezelschap van twee teamleiders, zo is onvoldoende weersproken gebleven, heeft genuttigd in de kantine. Het wordt er daarom voor gehouden dat [verzoekster] die avond laks is geweest, althans vergeten is deze producten op juiste wijze af te boeken.
9. Wat betreft het schenden van een aantal huisregels, waarbij door Albert Heijn is gesteld dat deze sinds medio 2020 verscherpt worden gehandhaafd vanwege een doorgevoerde cultuuromslag, heeft [verzoekster] aangevoerd dat veel regels niet al te nauw worden genomen door het personeel. Zij heeft daarvan ook diverse (deels anonieme) verklaringen van medewerkers overgelegd. Ook heeft zij erop gewezen dat zij zich van een cultuuromslag niet bewust was. Er hangen weliswaar (nieuwe) posters in de personeelsruimten, maar daar staan niet alle regels op die [verzoekster] zou hebben geschonden en haar is de verscherping van het beleid ook niet persoonlijk toegelicht, aldus [verzoekster] . Dat laatste blijkt inderdaad ook niet uit de door Albert Heijn overgelegde e-mailwisselingen met teamleiders en gesteld noch gebleken is dat in personeelsvergaderingen waar [verzoekster] aan heeft deelgenomen op een cultuuromslag is gewezen.
10. Juist omdat er in het desbetreffende filiaal losjes met de regels wordt of werd omgegaan en het bijvoorbeeld gebruikelijk was dat men elkaars maaltijdvergoeding gebruikte om iets uit de winkel te consumeren, had het voor de hand gelegen dat Albert Heijn [verzoekster] eerst zou hebben aangesproken op het overtreden van (een aantal van) deze regels. Gesteld noch gebleken is dat dit is gebeurd, terwijl [verzoekster] heeft aangevoerd dat er tenminste twee teamleiders aanwezig waren op 12 november 2020. Zo is het volgens Albert Heijn niet de bedoeling dat medewerkers in de kantine komen als zij geen pauze hebben, terwijl voldoende is komen vast te staan dat [verzoekster] wel pauze heeft genomen maar daar gelet op de lengte van haar shift geen recht op had. [verzoekster] had zodoende naar de regels van Albert Heijn niets te zoeken in de kantine. Toch heeft haar teamleider, die van [verzoekster] ’s shift op de hoogte moet zijn geweest, er die avond niets over gezegd.
11. Dat Albert Heijn een te rechtvaardigen belang heeft bij handhaving en juiste toepassing van haar huisregels is evident. Maar bij een cultuuromslag is het ook van belang dat eerst enige bewustwording ontstaat bij het personeel op de werkvloer. Een overgangsperiode, waarin medewerkers worden aangesproken en gewezen op het overtreden van de regels zonder dat dit direct tot arbeidsrechtelijke sancties leidt, is in zo’n geval op zijn plaats. ierdoorHierdoor
12. Albert Heijn heeft er nog op gewezen dat [verzoekster] geen toestemming had van [naam leidinggevende] om diens maaltijdvergoeding te gebruiken. De verklaring die [naam leidinggevende] hierover heeft opgesteld is echter niet eenduidig, al was het maar omdat daarin ook is vermeld dat [naam leidinggevende] haar maaltijdvergoeding die avond inderdaad niet zelf nodig had en daarin niet expliciet is vermeld dat er geen toestemming was gegeven aan [verzoekster] - die onweersproken heeft gesteld dat [naam leidinggevende] haar de maaltijdvergoeding zelf heeft aangeboden - om van deze maaltijdvergoeding gebruik te maken.
13. Wat daarvan verder ook zij, een ontslag op staande voet wegens het in alle openheid overtreden van een aantal huisregels waarvan kan worden vastgesteld dat, in elk geval in de daaraan voorafgaande periode, de handhaving te wensen over liet in het desbetreffende filiaal en waar [verzoekster] bovendien al zes jaar in dienst is, wordt als een veel te zware sanctie beoordeeld. Een waarschuwing had volstaan.
14. Uit het voorgaande volgt dat het ontslag op staande voet niet in stand kan blijven.
15. De gebeurtenissen op 12 november 2020 worden evenmin voldoende geacht om als redelijke grond te dienen voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege verwijtbaar handelen, een verstoorde arbeidsrelatie of cumulatie daarvan. Niet valt in te zien dat het van Albert Heijn niet meer kan worden gevergd het dienstverband met [verzoekster] voort te zetten. De tegenverzoeken van Albert Heijn worden daarom afgewezen.
16. Aangezien de opzegging wordt vernietigd en de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [verzoekster] recht op wedertewerkstelling en doorbetaling van het gemiddelde loon over de periode vanaf 13 november 2020 totdat zij weer voor haar werk zal worden toegelaten. De vordering van [verzoekster] tot loonbetaling zal daarom eveneens worden toegewezen als na te melden.
17. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zijn eveneens toewijsbaar, nu het loon niet tijdig is betaald. De wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 10%. De wettelijke rente over het achterstallig loon wordt toegewezen vanaf 16 november 2020.
18. De kantonrechter is van oordeel dat het in dat geval redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.