Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , te Amsterdam, eiseres (hierna: [eiseres])
Procesverloop
Overwegingen
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een assistent-manager die zich arbeidsongeschikt heeft gemeld, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). [eiseres] had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv waarin haar arbeidsongeschiktheidspercentage per 30 januari 2020 was vastgesteld op 50,64%. Het Uwv had eerder, op 29 januari 2020, haar arbeidsongeschiktheidspercentage verlaagd, maar de hoogte van haar uitkering bleef ongewijzigd tot 31 januari 2022. Na een hoorzitting op 17 maart 2021, waarbij partijen via Skype aanwezig waren, heeft de rechtbank de zaak beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] zich op 26 januari 2015 arbeidsongeschikt had gemeld en dat zij in 2017 een WGA-uitkering had gekregen op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. De rechtbank heeft de argumenten van [eiseres] overwogen, waaronder de stelling dat het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was uitgevoerd en dat haar beperkingen waren onderschat. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de bevindingen van de verzekeringsarts voldoende waren onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat het Uwv de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] per 30 januari 2020 juist had vastgesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep van [eiseres] ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.