ECLI:NL:RBAMS:2021:2455

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
14 mei 2021
Zaaknummer
8792577 WM VERZ 20-3476
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens verkeersgedragingen in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene, een B.V., in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De sanctie was opgelegd wegens het vasthouden van een mobiele telefoon door de bestuurder van een motorvoertuig tijdens het rijden op de Ringweg-Noord (A10) te Amsterdam. De gemachtigde van betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het eerdere beroep ongegrond had verklaard.

De mondelinge behandeling vond plaats via Skype, waarbij zowel de gemachtigde als de verweerder aanwezig waren. De kantonrechter overwoog dat de verbalisant ten onrechte had afgezien van staandehouding van de bestuurder, omdat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was aangetoond. De kantonrechter concludeerde dat de sanctie onterecht was opgelegd, omdat de verbalisant in dit geval niet had aangetoond dat de Covid-19 maatregelen een staandehouding onmogelijk maakten. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de inleidende beschikking.

Daarnaast werd er een proceskostenvergoeding toegekend aan betrokkene, omdat de inleidende beschikking was vernietigd. De kantonrechter oordeelde dat de telefonische hoorzitting geen bijzondere omstandigheid vormde die aanleiding gaf tot matiging van de proceskostenvergoeding. Uiteindelijk werd de verweerder veroordeeld tot betaling van € 1068,00 aan betrokkene voor de gemaakte proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. F.J. Lourens
zaaknummer: 8792577 WM VERZ 20-3476
beslissing van: 29 april 2021
func.: 31022
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 29 april 2021 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[gemachtigde]

hierna: gemachtigde

welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 25 augustus 2020 en is gericht tegen de beslissing van 21 augustus 2020 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene.

[betrokkene] B.V.

[adres]
hierna: betrokkene

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 27 mei 2020 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. Gemachtigde heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd.
De mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden via Skype op 29 april 2021. Daarbij waren gemachtigde en verweerder aanwezig. Laatstgenoemde heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten dat de bestuurder van het motorvoertuig, met kenteken [kenteken] , tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft vastgehouden op de Ringweg-Noord (A10) te Amsterdam op [datum] 2020.
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert – kort samengevat - aan dat de inleidende beschikking vernietigd dient te worden. Betrokkene is ten onrechte niet staande gehouden terwijl niet is gebleken dat zich daartoe geen reële mogelijkheid heeft voorgedaan.
4. Het volgende wordt overwogen.
5. De verbalisant verklaart in het zich in het dossier bevindende zaakoverzicht dat hij de bestuurder van het op naam van betrokkene geregistreerde voertuig zag rijden terwijl hij met beide handen een smartphone vasthield. Het voertuig reed met ongeveer 20 km/h in een file. De verbalisant is het voertuig van betrokkene langzaam gepasseerd en kon twee seconden ongehinderd in het voertuig kijken. Vanwege de maatregelen in verband met het Coronavirus heeft de verbalisant – in lijn met een werkinstructie van de politie – afgezien van staandehouding van betrokkene.
6. De kantonrechter overweegt dat in het geval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder voordoet, geen toepassing gegeven kan worden aan de mogelijkheid om een sanctie aan de kentekenhouder op te leggen. De verbalisant heeft kennelijk in lijn met een interne werkinstructie geoordeeld dat ten gevolge van Covid-19 geen reële mogelijkheid meer bestaat tot staandehouding. Dit kan in algemene zin echter niet worden aangenomen. Het moet er voor worden gehouden dat een staandehouding in de buitenlucht met behulp van passende voorzorgsmaatregelen kan plaatsvinden in lijn met de RIVM-adviezen. Gelet op de datum van de vermeende gedraging, [datum] 2020, neemt de kantonrechter aan dat op dat moment de mogelijkheid van bedoelde voorzorgsmaatregelen voldoende bekend waren. Dit laat onverlet dat in een concreet geval een staandehouding in relatie tot het Covid-19 virus niet verantwoord kan zijn. Van dergelijke omstandigheden is in dit geval echter niet gebleken.
7. De sanctie is dus onterecht op kenteken uitgeschreven. Het beroep wordt reeds hierom gegrond verklaard. Hetgeen gemachtigde overigens heeft aangevoerd behoeft derhalve geen bespreking meer.
8. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. De inleidende beschikking wordt in de onderhavige zaak vernietigd. Dat is aanleiding om aan betrokkene een proceskostenvergoeding toe te kennen.
9. De vergoeding van kosten is in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair per proceshandeling vastgelegd. De gemachtigde heeft de volgende vergoedbare proceshandelingen verricht:
- het indienen van het administratief beroepschrift;
- het bijwonen van een (telefonische) hoorzitting;
- het indienen van beroep bij de kantonrechter;
- het bijwonen van de zitting op 29 april 2021.
10. Verweerder heeft verzocht om voor de hoorzitting niet 1, maar 0.5 punt toe te kennen, omdat sprake is geweest van een telefonische hoorzitting. Naar de kantonrechter begrijpt, doet verweerder daarbij een beroep op artikel 2 lid 3 Bpb, waarin is bepaald dat in bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van het normale tarief. De kantonrechter volgt verweerder daarin niet. Een telefonische hoorzitting in de beroepsfase bij de officier van justitie is een gangbare praktijk en geen uitzondering. De kantonrechter ziet dan ook niet in dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2 lid 3 Bpb. Verweerder heeft als bijzonderheid aangevoerd dat een telefonische hoorzitting een lagere werkbelasting oplevert voor de gemachtigde. Naar het oordeel van de kantonrechter is deze omstandigheid in dit geval niet voldoende om de verzochte matiging toe te passen. Verweerder heeft van het horen een verslag gemaakt en dat ook aan het dossier toegevoegd. Gelijk de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld moet een zodanige wijze van horen op één lijn gesteld worden met het verschijnen ter hoorzitting als bedoeld in onderdeel A5 van de bijlage bij het Bpb (ECLI:NL:CRVB:2011:BU6407). De kantonrechter zal voor de telefonische hoorzitting daarom 1 punt toekennen.
11. Gelet op het voorgaande wordt er in deze zaak aan gemachtigde voor de verrichte proceshandelingen in totaal 4 punten toegekend. De waarde per punt bedraagt € 534,00 en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal de kantonrechter verweerder veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1068,00.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- bepaalt dat het aan zekerheid betaalde bedrag aan betrokkene wordt gerestitueerd;
- kent aan betrokkene ten laste van verweerder een kostenvergoeding toe van € 1068,00
- over te maken op het door de gemachtigde opgegeven bankrekeningnummer.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.