ECLI:NL:RBAMS:2021:2437

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
13/751582-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2021 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen, op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, dateert van 6 juli 2020 en betreft de tenuitvoerlegging van een in Polen opgelegde straf. Het EAB is uitgevaardigd door de District Court in Wroclaw op 30 december 2019 en betreft een vrijheidsstraf van één jaar en zes maanden, waarvan nog een jaar, vier maanden en 27 dagen resteert. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1983, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is gedetineerd in een onbekende detentieplaats.

De behandeling van de vordering vond plaats op 16 september 2020, waarbij het verhoor via een videoverbinding is uitgevoerd. De rechtbank heeft de beslistermijn voor onbepaalde tijd verlengd, omdat er een groot vluchtgevaar bestond. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om te wachten op antwoorden van het Hof van Justitie van de Europese Unie over de Poolse rechtsstaatkwestie. Op 13 april 2021 is het onderzoek hervat, waarbij de raadsman van de opgeëiste persoon zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn gekwalificeerd als diefstal door twee of meer verenigde personen, gepleegd met valse sleutels. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751582-20
RK nummer: 20/3335
Datum uitspraak: 26 april 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 juli 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 december 2019 door
the District Court in Wroclaw(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 september 2020. Het verhoor heeft via een videoverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. Hierbij is niet tot schorsing van de overleveringsdetentie overgegaan wegens het bestaan van zeer groot vluchtgevaar.
De rechtbank heeft het onderzoek op 16 september 2020 voor onbepaalde tijd geschorst om de antwoorden van het Hof van Justitie van de Europese Unie op de door de rechtbank gestelde prejudiciële vragen in verband met de Poolse rechtsstaatkwestie af te wachten.
De rechtbank heeft het onderzoek hervat op de openbare zitting van 13 april 2021. Het verhoor heeft via een videoverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het overleveringsverzoek gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Ten aanzien van de beslistermijn

Op 1 april 2021 is de Wet van 3 maart 2021 tot herimplementatie van onderdelen van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (wijziging van de Overleveringswet) [1] (hierna: Herimplementatiewet) in werking getreden. De Herimplementatiewet kent een nieuwe regeling voor de beslistermijn. Deze regeling houdt in dat wanneer de rechtbank binnen 90 dagen nog geen uitspraak heeft kunnen doen op het verzoek tot overlevering, zij de beslistermijn enkel nog (telkens) kan verlengen indien zij in afwachting is van een uitspraak van het Hof van Justitie over prejudiciële vragen (artikel 22, vierde lid, OLW) of indien er een onderzoek is ingesteld naar een (mogelijk) reëel gevaar van een schending van de grondrechten zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, OLW (artikel 22, vijfde en zesde lid, OLW).
De Herimplementatiewet bevat geen overgangsregeling en heeft onmiddellijke werking. Als gevolg daarvan zijn ook de nieuwe leden 4-6 van artikel 22 OLW van toepassing “op nieuwe situaties en op het moment van inwerkingtreding bestaande situaties”. [2] Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat onder “op het moment van inwerkingtreding bestaande situaties” niet zijn begrepen gevallen waarin vóór de inwerkingtreding van de Herimplementatiewet de beslistermijn al voor onbepaalde tijd was verlengd op grond van het kaderbesluitconforme uitgelegde oude lid 4 van die bepaling.
In de onderhavige zaak heeft de rechtbank de beslistermijn voor de inwerkingtreding van de Herimplementatiewet al voor onbepaalde tijd verlengd. Deze onder het regime van het oude, kaderbesluitconform uitgelegde artikel 22 OLW genomen beslissing is nog steeds rechtsgeldig. De Herimplementatiewet bevat naar het oordeel van de rechtbank geen bepaling die daarin verandering brengt.
Uitgaande van de vaststelling dat de Herimplementatiewet de rechtsgeldigheid van een beslissing tot verlenging voor onbepaalde tijd onder het regime van het oude artikel 22 OLW onverlet laat, is de rechtbank van oordeel dat de nieuwe verlengingsregeling niet van toepassing is wanneer de rechtbank al vóór de inwerkingtreding van de Herimplementatiewet de beslistermijn heeft verlengd voor onbepaalde tijd.

3.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
valid verdict of the District Court for Wroclaw-Krzyki dated 6 July 2005, file numberII K 851/05.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van een jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog een jaar, vier maanden en 27 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht 2, 5, 7 en 11 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
the District Court in Wroclaw(Polen).
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en J.A.A.G. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 april 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.