ECLI:NL:RBAMS:2021:2404

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
13-751615-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering en bevel tot tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen in Nederland

Op 12 mei 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Portugal. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Angola in 1986, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, ingediend op 5 december 2019, behandeld. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Bouwman, en de zaak is behandeld op openbare zittingen op 30 maart en 28 april 2021.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van vijf jaar en drie maanden, waarvan nog twee jaar en drie maanden resteert. De verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende informatie is over de uit te zitten straf en dat de opgeëiste persoon niet op verlof is vertrokken, zoals in het EAB wordt gesteld. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om de zaak aan te houden en heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander, aangezien hij sinds 2002 onafgebroken in Nederland woont en werkt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de tenuitvoerlegging van de in Portugal opgelegde vrijheidsstraffen kan worden overgenomen, maar heeft de overlevering geweigerd. In plaats daarvan heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen in Nederland bevolen en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon onder gelijktijdige schorsing bevolen. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. M. van Mourik en J.A.A.G. de Vries, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. K. Spanjaart.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751615-18
RK nummer: 19/7122
Datum uitspraak: 12 mei 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 5 december 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 februari 2019 door
the Court of Enforcement of Sentences of Coimbra(Portugal) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Angola) op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvend op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 maart 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Bouwman, advocaat te Amsterdam. De zaak is op voorhand aangehouden op verzoek van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft de behandeling met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de openbare zitting van 28 april 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zijn nationaliteit onbekend is.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een drietal vonnissen, te weten:
Vonnis van de
8.a Vara 3.a Secçao Criminal de Lisboavan 15 mei 2007 met kenmerk 1217/06.0PYLSB;
Vonnis van de
7.a Vara 3.a Secçao Criminal de Lisboavan 20 december 2005 met kenmerk 412/05.3PJLSB;
Vonnis van de 5.a
Vara former 1.a Secçao Criminal de Lisboavan 20 mei 2009 met kenmerk 892/06.0PJLSB.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot deze vonnissen hebben geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf jaar en drie maanden door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog twee jaar en drie maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Genoegzaamheid
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat aanhouding om nadere informatie omtrent de uit te zitten straf op te vragen noodzakelijk is. De opgeëiste persoon heeft gesteld dat hij niet vertrokken is tijdens een verlof, zoals in het EAB wordt vermeld, hij was in de veronderstelling dat geen straf meer open stond.
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon is veroordeeld voor het plegen van inbraken in 2005 en 2006 tot een vrijheidsstraf van vijf jaar en drie maanden, waarvan nog een straf resteert van twee jaar en drie maanden. Per e-mail van 27 april 2021 is door de
Tribunal Execução Penasvan Coimbra bevestigd dat het nog te executeren deel van de opgelegde vrijheidsstraf twee jaar en drie maanden bedraagt. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er geen aanleiding is te twijfelen aan de door de uitvoerende autoriteit verstrekte informatie en ziet dan ook geen aanleiding de zaak aan te houden.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

5.Artikel 6a OLW

Standpunten ter zitting
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft zich op het standpunt gesteld dat is voldaan aan de voorwaarden voor gelijkstelling van de opgeëiste persoon met een Nederlander, die zijn gesteld in artikel 6, negende lid, OLW.
De officier van justitie heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat is voldaan aan voornoemde voorwaarden voor gelijkstelling van de opgeëiste persoon met een Nederlander.
Oordeel van de rechtbank
De opgeëiste persoon heeft de duurzaam verblijfsrecht op basis van artikel 8 onder e van de Vreemdelingenwet. Op basis van onder meer de inlichtingen uit de basisregistratie personen, een huurovereenkomst en salarisstroken blijkt dat de opgeëiste persoon vanaf 2002 onafgebroken in Nederland woont en werkt en dat hij gedurende die periode niet minder heeft verdiend dan de helft van de toepasselijke norm volgens de sociale bijstandswetgeving. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de opgeëiste persoon voldoet aan de eis dat hij gedurende een periode van vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Dit leidt tot de conclusie dat de opgeëiste persoon moet worden gelijkgesteld met een Nederlander.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Portugal opgelegde vrijheidsstraffen kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraffen.
Uit de hiervoor onder 4 weergegeven Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraffen niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgen. De opgelegde sancties zijn naar hun aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraffen overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraffen kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet de rechtbank geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraffen in Nederland bevelen. Gezien het tijdsverloop sinds de veroordeling in Portugal zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon onder gelijktijdige schorsing bevelen.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6a en 7 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Court of Enforcement of Sentences of Coimbra(Portugal).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraffen in Nederland.
BEVEELT de gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]onder gelijktijdige schorsing tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en J.A.A.G. de Vries rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 mei 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.