Uitspraak
Verzoek met betrekking tot inzage in het verificatiejournaal
Verzoeken met betrekking tot de Dubai-observatie
- een proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de Landelijke Eenheid van 23 september 2020;
- een proces-verbaal van hoofdinspecteur van politie [hoofdinspecteur] van 24 november 2020;
- een TCI-proces-verbaal van 18 juni 2019;
- een proces-verbaal aanvraag vordering persoonlijke gegevens van 19 juni 2020;
- een (bevestiging van een) vordering verstrekking toekomstige gegevens van 21 juni 2019;
- een proces-verbaal van observeren van 5 juni 2019;
- een proces-verbaal van officier van justitie mr. [officier van justitie] van 6 januari 2021.
- een nader TCI-proces-verbaal op te (laten) maken;
- alle schriftelijke communicatie tussen het Team Generieke Opsporing en de
- alle foto’s te verstrekken die tijdens de observatie zijn gemaakt;
- de volledige resultaten te verstrekken van de vordering reisgegevens;
- alle gegevens te verstrekken die zijn verzocht aan de Dubai Police en van de Dubai Police zijn ontvangen in verband met het verzoek op 19 juni 2019.
liaison officerin Dubai zal moeten plaatsvinden, om nadere vragen te kunnen stellen over de gang van zaken bij en rond de observatie. Op dit moment zal de rechtbank geen verder onderzoek gelasten, omdat er nog nadere informatie verwacht wordt. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven dat (naast de eerder vermelde toelichtingen door officier van justitie mr. [officier van justitie] en de TCI- officier van justitie) ook nog een proces-verbaal zal worden gevoegd met betrekking tot de informatie over verdachte [verdachte 9] die met Dubai is gedeeld. Verder is er een rechtshulpverzoek aan de autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten (hierna: VAE) gedaan aangaande het observatiemateriaal en eventuele andere relevante informatie met betrekking tot de observatie. De verzoeken worden in zoverre nu dus afgewezen.
liaison officerin Dubai, de hoofdofficier van justitie, de recherche-officier van justitie (beiden van het Landelijk Parket) en de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te (doen) horen als getuigen, en verschillende onderliggende stukken te doen voegen. Daartoe ziet de rechtbank thans geen aanleiding, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.
Verzoeken met betrekking tot getuige [getuige 1]
Verzoek met betrekking tot inzage in het onderzoeksdossier
NJ1990, 158) en van het EU Hof van Justitie van 9 oktober 2019 (ECLI:EU:C:2019:849). Die arresten geven de verdediging naar het oordeel van de rechtbank echter geen grondslag om extra stukken ter beschikking te krijgen. De verzoeken om stukken dienen te worden beoordeeld aan de hand van het noodzaakcriterium, maar op grond van de goede procesorde past daarbij in dit geval nuancering en beoordeelt de rechtbank deze verzoeken aan de hand van het verdedigingsbelang. De rechtbank is van oordeel dat het verdedigingsbelang ten aanzien van het verzoek om (onderliggende) stukken onvoldoende is onderbouwd. Het verdedigingsbelang strekt niet zover dat er een recht bestaat om kennis te nemen van alle onderliggende stukken. Gemotiveerd moet worden waarom de al beschikbare informatie (in dit geval de processen- verbaal en verklaringen, met eventuele bijlagen) onvoldoende is, en die motivering ontbreekt. Het verzoek is dus niet toewijsbaar.