ECLI:NL:RBAMS:2021:2348

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
13/179009-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van handel in verdovende middelen met een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 19 mei 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het verhandelen en aanwezig hebben van verdovende middelen. De verdachte heeft gedurende een periode van bijna twee maanden, van 1 juni 2019 tot en met 23 juli 2019, in Amsterdam samen met anderen opzettelijk verdovende middelen afgeleverd en verstrekt aan verschillende personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een onderlinge afstemming en verdeling van taken tussen de verdachte en zijn medeplichtigen, wat heeft geleid tot de bewezenverklaring van medeplegen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijtbetuiging en de positieve ontwikkelingen in zijn leven, zoals zijn bijna afgeronde studie en het feit dat hij niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet opportuun is om een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar heeft wel een langere voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd als stok achter de deur.

Daarnaast heeft de rechtbank beslist over de inbeslaggenomen goederen, waarbij de personenauto en de iPhones verbeurd zijn verklaard, terwijl de Samsung telefoon aan de verdachte is teruggegeven. De rechtbank heeft de straffen gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.179009.19
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/179009-19
Datum uitspraak: 19 mei 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 april 2021 en 19 mei 2021 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. van den Berg, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij
in de periode van 1 juni 2019 tot en met 23 juli 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk heeft afgeleverd/verstrekt aan (een of meerdere) personen, een of meerdere (grote) hoeveelheden verdovende middelen;
en/of
in of omstreeks de periode van 23 juli 2019 tot en met 24 juli 2019 te Amsterdam en/of Hilversum, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer)
- 133,5 tabletten en/of pillen bevattende MDMA en/of
- 54,7 gram van een materiaal bevattende MDMA en/of
- 71,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- 276,1 gram van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- 1,02 liter van een materiaal bevattende GHB en/of
- 160 tabletten en/of pillen bevattende 2C-B en/of
- 34 tabletten en/of pillen bevattende 4-FA.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I en aan dit vonnis is gehecht.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Feiten en omstandigheden
Een verbalisant zag op 23 juli 2019 een onbekend gebleven persoon (hierna: NN1) als bijrijder plaatsnemen in een geparkeerde personenauto, waarvan verdachte de bestuurder was, in de Quellijnstraat in Amsterdam. De verbalisant zag vervolgens dat NN1 een grote stapel bankbiljetten uit zijn broek pakte en dat verdachte een plastic tas van de achterbank haalde. Hieruit pakte verdachte een zakje en overhandigde dat aan NN1. De verbalisant had, gelet op de
modus operandi, het vermoeden dat er in verdovende middelen werd gehandeld.
Verdachte is hierna aangehouden. De plastic tas op de achterbank was deels geopend, waardoor er verdovende middelen zichtbaar waren. Na onderzoek aan de telefoons van verdachte is gebleken dat de gesprekken op die telefoons duiden op de verkoop van verdovende middelen, waarbij onder meer prijslijsten en afbeeldingen van verdovende middelen werden verzonden. Ook in het huis in [woonplaats] waar verdachte destijds woonde, werden verdovende middelen aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende enige tijd verdovende middelen heeft verkocht en dat er in de auto en in de woning in [woonplaats] waar hij verbleef, verdovende middelen lagen, maar dat zijn moeder, die in die woning woont, daar niets mee te maken had.
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het verhandelen en aanwezig hebben van verdovende middelen op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte.
3.3
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onderdeel medeplegen ten aanzien van het verhandelen van verdovende middelen wegens het ontbreken van bewijs. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het verhandelen en aanwezig hebben van verdovende middelen in de tenlastegelegde periode bewezen op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de verdovende middelen zoals vermeld op de prijslijsten verkocht, maar dat iemand anders de prijslijsten verstuurde. De rechtbank leidt hieruit af dat er een ander of anderen betrokken waren bij de handel in verdovende middelen, dat er (kennelijk) sprake was van onderlinge afstemming en ook van een zekere verdeling van taken. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander of anderen. Daarmee acht de rechtbank het medeplegen ten aanzien van het verhandelen van verdovende middelen bewezen.
3.5
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
in de periode van 1 juni 2019 tot en met 23 juli 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk heeft verstrekt aan onder meer [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] en [naam 6] en een of meerdere onbekend gebleven personen, hoeveelheden van een of meerdere middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, waaronder hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en hoeveelheden van een materiaal bevattende GHB en hoeveelheden van een materiaal bevattende 2C-B;
en
in de periode van 23 juli 2019 tot en met 24 juli 2019 te Amsterdam en Hilversum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 133,5 tabletten en/of pillen bevattende MDMA en/of
- 54,7 gram van een materiaal bevattende MDMA en/of
- 71,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- 276,1 gram van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- 1,02 liter van een materiaal bevattende GHB en/of
- 160 tabletten en/of pillen bevattende 2C-B en/of
- 34 tabletten en/of pillen bevattende 4-FA.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 240 uren, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van twee jaren, wordt opgelegd.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een taakstraf, met een voorwaardelijk strafdeel, aan verdachte op te leggen.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verhandelen van verdovende middelen gedurende een periode van bijna twee maanden. Verdachte had deze verdovende middelen ook opzettelijk aanwezig. Verdachte heeft enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de afnemers en de maatschappij. Gebruik van verdovende middelen is zeer schadelijk voor de gezondheid en de financiering ervan gaat dikwijls gepaard met diverse vormen van criminaliteit. Verdachte heeft dit door zijn handelen in de hand gewerkt, wat de rechtbank verdachte zwaar aanrekent.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 16 maart 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de reclasseringsrapportage van 18 december 2019 en de e-mail van reclasseringsmedewerkster N. Bruins van 16 april 2021. Hieruit blijkt dat verdachte op alle leefgebieden zijn zaken goed op orde lijkt te hebben.
Ook ter terechtzitting is gebleken dat het momenteel goed gaat met verdachte. Verdachte heeft spijt betuigd en verklaart verantwoordelijkheid te nemen voor zijn delictgedrag. Verdachte is op eigen initiatief naar een psycholoog gegaan en heeft hierdoor inzicht gekregen in zijn gedrag en het feit dat hij graag grenzen opzoekt. Inmiddels is verdachte bijna afgestudeerd aan de Hogeschool van Amsterdam en is hij niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. Dit is voor de officier van justitie aanleiding geweest om een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf te vorderen. Hoewel in beginsel – gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud – een zwaardere straf(modaliteit) passend en geboden is, zal de rechtbank de officier van justitie vanwege deze omstandigheden deels volgen in haar vordering. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het, gelet op de lange periode dat de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst is met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, niet opportuun is om aan verdachte een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank komt wel tot een langere voorwaardelijke gevangenisstraf dan is geëist als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht alles afwegend een taakstraf van 240 uren, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

9.Beslag

9.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de personenauto, het geld en de iPhones verbeurd te verklaren. De Samsung telefoon kan worden teruggegeven aan verdachte.
9.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de Samsung telefoon terug te geven aan verdachte en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een verbeurd verklaring van de personenauto en het onttrekken aan het verkeer van de iPhones. De raadsvrouw heeft ten aanzien van het geld aangevoerd dat dit niet kan worden geretourneerd aan verdachte, aangezien hij heeft verklaard dat het niet van hem is.
9.3
Oordeel van de rechtbank
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de personenauto (goednummer: 5783113) en de iPhones (goednummers: 5783178, 5783179, 5783181) die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan.
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: het geld (goednummer: 5783180) wordt verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien dit voorwerp geheel uit de baten van het eerste alternatief cumulatief bewezen geachte is verkregen.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de Samsung telefoon (goednummer: 5783182).

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het eerste en tweede alternatief cumulatief ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
de meerdaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd:
  • 1 STK Personenauto (goednummer: 5783113);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer: 5783178);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer: 5783179);
  • 2595 EUR (goednummer: 5783180);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer: 5783181).
Gelast de teruggave aan beslagene van:
1 STK Telefoontoestel (goednummer 5783182).
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. E. Akkermans en R. Gaarthuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Kanters, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 mei 2021.