ECLI:NL:RBAMS:2021:230
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Verzoek om omgangsregeling en eenhoofdig gezag na echtscheiding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader over de omgang met hun dochter en het gezag. De moeder, eiseres, heeft een verzoek ingediend om de tenuitvoerlegging van een eerdere beschikking te staken, waarin de vader eenhoofdig gezag over de dochter is toegekend. De vader, gedaagde, heeft verweer gevoerd en stelt dat de omgang met de moeder niet kan worden toegestaan vanwege haar weigerachtige houding en eerdere rechterlijke uitspraken die niet zijn nageleefd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet is verschenen op de zitting van 3 november 2020, waar de beslissing over het gezag is genomen, en dat zij niet op de hoogte was van deze zitting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat de vader, ondanks zijn eenhoofdig gezag, de moeder de mogelijkheid moet geven om contact met de dochter te hebben. De voorzieningenrechter heeft een voorlopige regeling vastgesteld waarbij de dochter van vrijdag tot zondag bij de vader verblijft en van zondag tot vrijdag bij de moeder, met de mogelijkheid voor de moeder om de dochter in de eerste week van februari te zien. De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.