Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procesgang
2.De inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 3 mei 2021.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 april 2021 uitspraak gedaan in een klaagschrift van een klager, geboren in 1997, die zijn rijbewijs had verloren door een snelheidsovertreding. Het klaagschrift was ingediend op 9 april 2021 en betreft de teruggave van het rijbewijs dat op 3 april 2021 was ingevorderd na een overtreding van artikel 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. De klager stelde dat hij te hard had gereden, maar dat de maximumsnelheid op het wegdeel A1 bij Diemen na 19:00 uur 120 km/u was en dat zijn rijbewijs omstreeks 19:12 uur was ingevorderd. De klager had het rijbewijs dringend nodig voor zijn werk in de zorg, wat leidde tot spanningen met zijn werkgever.
De officier van justitie, mr. P. van Laere, gaf aan dat het gedrag van de klager onverstandig was, maar dat er rekening gehouden kon worden met het feit dat de klager nog niet eerder een ontzegging van de rijbevoegdheid had gekregen. De rechtbank heeft de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van de klager per e-mail ontvangen, en er heeft geen zitting plaatsgevonden vanwege de coronamaatregelen.
De rechtbank oordeelde dat, gezien de persoonlijke omstandigheden van de klager, het rijbewijs per 3 mei 2021 kon worden geretourneerd. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurt tot na deze datum. De beslissing is genomen door mr. M.A.E. Somsen, in tegenwoordigheid van griffier mr. C.T. St Rose. Klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.