ECLI:NL:RBAMS:2021:2278

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
RK 21/1961
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave rijbewijs na invordering wegens snelheidsovertreding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 april 2021 uitspraak gedaan in een klaagschrift van een klager, geboren in 1997, die zijn rijbewijs had verloren door een snelheidsovertreding. Het klaagschrift was ingediend op 9 april 2021 en betreft de teruggave van het rijbewijs dat op 3 april 2021 was ingevorderd na een overtreding van artikel 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. De klager stelde dat hij te hard had gereden, maar dat de maximumsnelheid op het wegdeel A1 bij Diemen na 19:00 uur 120 km/u was en dat zijn rijbewijs omstreeks 19:12 uur was ingevorderd. De klager had het rijbewijs dringend nodig voor zijn werk in de zorg, wat leidde tot spanningen met zijn werkgever.

De officier van justitie, mr. P. van Laere, gaf aan dat het gedrag van de klager onverstandig was, maar dat er rekening gehouden kon worden met het feit dat de klager nog niet eerder een ontzegging van de rijbevoegdheid had gekregen. De rechtbank heeft de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van de klager per e-mail ontvangen, en er heeft geen zitting plaatsgevonden vanwege de coronamaatregelen.

De rechtbank oordeelde dat, gezien de persoonlijke omstandigheden van de klager, het rijbewijs per 3 mei 2021 kon worden geretourneerd. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurt tot na deze datum. De beslissing is genomen door mr. M.A.E. Somsen, in tegenwoordigheid van griffier mr. C.T. St Rose. Klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/094348-21
RK: 21/1961
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres 1] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. V.A. van Biljouw,
[adres 2] ,
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 9 april 2021 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
Gelet op de omstandigheden rondom het coronavirus heeft in onderhavige zaak geen raadkamerzitting plaatsgevonden. Zowel de officier van justitie, mr. P. van Laere, als de raadsman van klager, mr. Van Biljouw, hebben per e-mail aangegeven dat een behandeling van het klaagschrift zonder zitting kan plaatsvinden en dat volstaan kan worden met een uitwisseling van schriftelijke standpunten per e-mail.
De rechtbank heeft op 21 en 23 april 2021 per e-mail de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van klager ontvangen.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
De raadsman heeft in het klaagschrift – kort samengevat – naar voren gebracht dat klager stelt dat hij weliswaar te hard heeft gereden, maar dat op het wegdeel A1 bij Diemen na 19:00 uur een maximumsnelheid van 120 km/u geldt en het rijbewijs van klager omstreeks 19:12 uur is ingevorderd. Verder is betoogd dat klager zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor zijn werk in de zorg, omdat zijn zorggebied vooral de regio Groningen en Noord-Holland betreft. Klager kan inmiddels door de inhouding van zijn rijbewijs geen werkzaamheden meer uitvoeren. Hierdoor lopen de spanningen tussen klager en zijn feitelijk werkgever hoog op en dreigt klager zijn baan helemaal te verliezen. Gelet op het voorgaande verzet de raadsman zicht tegen het voorstel van de officier van justitie om het rijbewijs per 3 mei 2021 te retourneren aan klager.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gestel dat het gedrag van klager meer dan onverstandig te benoemen is. Klager heeft te hard gereden en medeweggebruikers kunnen niet anticiperen op zulk afwijkend verkeersgedrag, met alle risico’s van dien. De officier van justitie wil rekening houden met het feit dat aan klager nog niet eerder een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (OBM) is opgelegd. De officier van justitie zou bij een inhoudelijke zitting een OBM van 8 weken waarvan 4 weken voorwaardelijk vorderen. Gelet op het voorgaande kan het klaagschrift volgens de officier van justitie gedeeltelijk gegrond worden verklaard en het rijbewijs zou per 3 mei 2021 kunnen worden geretourneerd aan klager.

4.De beoordeling

Tegen klager is op proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, gepleegd te Amsterdam op de Rijksweg A10 op 3 april 2021.
Het proces-verbaal houdt in dat klager de maximumsnelheid, aangegeven door bord model A1, na wettelijke correctie heeft overschreden met 64 kilometer per uur.
Op 3 april 2021 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 7 april 2021 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs voor twee maanden tot uiterlijk 3 juni 2021 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 7 april 2021 blijkt onder meer dat klager niet eerder is veroordeeld voor overtredingen van de WVW 1994.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager is niet uitgesloten dat de officier van justitie op de TOM-zitting dan wel de kantonrechter te zijner tijd in de strafzaak ruimte ziet een inhouding van het rijbewijs voor een kortere duur te compenseren met een (hogere) geldboete, taakstraf of het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zodat klager zijn rijbewijs terug dient te krijgen met ingang van 3 mei 2021. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor de officier van justitie of kantonrechter om later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen die de duur van inhouding overtreft. Het beklag zal gegrond verklaard worden, voor zover het rijbewijs van klager wordt ingehouden na 3 mei 2021.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 3 mei 2021.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager, met ingang van 3 mei 2021.
Deze beslissing is gegeven op 30 april 2021 door
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.