ECLI:NL:RBAMS:2021:2276

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
RK 21/1677
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave rijbewijs na invordering wegens snelheidsovertreding

Op 30 april 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994, ingediend door klager, geboren in 1998. Het klaagschrift, dat op 29 maart 2021 werd ingediend, betreft de teruggave van het rijbewijs van klager, dat was ingevorderd na een snelheidsovertreding op 17 maart 2021. Klager had de maximumsnelheid met 57 kilometer per uur overschreden op de A10 in Amsterdam. De officier van justitie, mr. P. van Laere, had het rijbewijs voor vier maanden ingehouden, tot uiterlijk 15 juli 2021. Klager's raadsman, mr. R.M.G. Sussenbach, stelde dat klager zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor zijn werk en dat hij akkoord gaat met teruggave per 26 mei 2021. De officier van justitie was van mening dat klager's gedrag onverstandig was en dat er rekening gehouden moest worden met eerdere veroordelingen van klager voor verkeersdelicten.

De rechtbank overwoog dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien het vermoeden dat klager de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur of meer had overschreden. Echter, gezien de persoonlijke omstandigheden van klager, oordeelde de rechtbank dat het beklag gegrond verklaard kon worden voor de periode na 26 mei 2021. De rechtbank gelastte de teruggave van het rijbewijs aan klager met ingang van deze datum. De beslissing werd genomen door mr. M.A.E. Somsen, in tegenwoordigheid van griffier mr. C.T. St Rose. Klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/077448-21
RK: 21/1677
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres 1] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. R.M.G. Sussenbach,
[adres 2] ,
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 29 maart 2021 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
Gelet op de omstandigheden rondom het coronavirus heeft in onderhavige zaak geen raadkamerzitting plaatsgevonden. Zowel de officier van justitie, mr. P. van Laere, als de raadsman van klager, mr. Sussenbach, hebben per e-mail aangegeven dat een behandeling van het klaagschrift zonder zitting kan plaatsvinden en dat volstaan kan worden met een uitwisseling van schriftelijke standpunten per e-mail.
De rechtbank heeft op 4 en 23 april 2021 per e-mail de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van klager ontvangen.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
De raadsman heeft in het klaagschrift – kort samengevat – naar voren gebracht dat klager dringend zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Er is verder verzocht rekening te houden met het feit dat klager first offender is. De raadsman heeft tot slot aangegeven dat klager akkoord is met teruggave van zijn rijbewijs per 26 mei 2021.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gedrag van klager onverstandig te noemen is. Er is te hard gereden en medeweggebruikers kunnen niet anticiperen op zulk afwijkend verkeersgedrag, met alle risico’s van dien. Volgens de officier van justitie heeft klager verder niet onderbouwd welke functie hij zou vervullen en waarom hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. De officier van justitie houdt verder rekening met het feit dat klager meermalen in aanraking is geweest met justitie, ook voor verkeerszaken. Tot slot verwacht de officier van justitie in deze zaak dat tenminste een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen van 10 weken zal worden opgelegd. Gelet op het voorgaande meent de officier van justitie dat het klaagschrift door de rechtbank gegrond kan worden verklaard per 26 mei 2021.

4.De beoordeling

Tegen klager is op proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) 1990, gepleegd te Amsterdam op de A10 op 17 maart 2021.
Het proces-verbaal houdt in dat klager de maximumsnelheid, aangegeven door bord model A1, na wettelijke correctie heeft overschreden met 57 kilometer per uur.
Op 17 maart 2021 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 19 maart 2021 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs voor vier maanden tot uiterlijk 15 juli 2021 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 16 april 2021 blijkt onder meer dat klager eerder is veroordeeld voor overtreding van artikel 62 RVV 1990 en overtredingen van artikel 107 WVW 1994.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, nu het vermoeden bestaat dat klager de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur of meer heeft overschreden en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager is niet uitgesloten dat de officier van justitie op de TOM-zitting dan wel de kantonrechter te zijner tijd in de strafzaak ruimte ziet een inhouding van het rijbewijs voor een kortere duur te compenseren met een (hogere) geldboete, taakstraf of het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zodat klager zijn rijbewijs terug dient te krijgen met ingang van 26 mei 2021. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor de officier van justitie of kantonrechter om later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen die de duur van inhouding overtreft. Het beklag zal gegrond verklaard worden, voor zover het rijbewijs van klager wordt ingehouden na 26 mei 2021.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 26 mei 2021.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager, met ingang van 26 mei 2021.
Deze beslissing is gegeven op 30 april 2021 door
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.