Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procesgang
2.De inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 26 mei 2021.
Rechtbank Amsterdam
Op 30 april 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994, ingediend door klager, geboren in 1998. Het klaagschrift, dat op 29 maart 2021 werd ingediend, betreft de teruggave van het rijbewijs van klager, dat was ingevorderd na een snelheidsovertreding op 17 maart 2021. Klager had de maximumsnelheid met 57 kilometer per uur overschreden op de A10 in Amsterdam. De officier van justitie, mr. P. van Laere, had het rijbewijs voor vier maanden ingehouden, tot uiterlijk 15 juli 2021. Klager's raadsman, mr. R.M.G. Sussenbach, stelde dat klager zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor zijn werk en dat hij akkoord gaat met teruggave per 26 mei 2021. De officier van justitie was van mening dat klager's gedrag onverstandig was en dat er rekening gehouden moest worden met eerdere veroordelingen van klager voor verkeersdelicten.
De rechtbank overwoog dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien het vermoeden dat klager de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur of meer had overschreden. Echter, gezien de persoonlijke omstandigheden van klager, oordeelde de rechtbank dat het beklag gegrond verklaard kon worden voor de periode na 26 mei 2021. De rechtbank gelastte de teruggave van het rijbewijs aan klager met ingang van deze datum. De beslissing werd genomen door mr. M.A.E. Somsen, in tegenwoordigheid van griffier mr. C.T. St Rose. Klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.