ECLI:NL:RBAMS:2021:227

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
13/752031-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet in verband met niet-bijwoning van de zitting in hoger beroep

Op 8 januari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 16 november 2020. Het EAB was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in Polen op 16 september 2020 en betrof een vrijheidsstraf van twee jaar en zes maanden, waarvan nog één jaar en acht maanden resteerde. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld tijdens openbare zittingen op 1 en 2 december 2020, en opnieuw op 8 januari 2021. Tijdens de laatste zitting was de opgeëiste persoon via telehoren aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting in hoger beroep, wat in strijd is met de vereisten van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeert dat het EAB niet voldoet aan de eisen van deze wet, omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van zijn recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van het hoger beroep. Hierdoor is de overlevering geweigerd. De rechtbank heeft ook het bevel tot overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752031-20
RK nummer: 20/5428
Datum uitspraak: 8 januari 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 november 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 september 2020 door de onderzoeksrechter van
the Regional Court in Jelenia Góra, III Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] (Polen),
verblijfadres: [adres] ,
gedetineerd [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zittingen 1 en 2 december 2020
De vordering is behandeld op de openbare zittingen van 1 en 2 december 2020, om de gevolgen van het arrest van 24 november 2020 [1] van het Hof van Justitie van de Europese Unie voor de detentie van opgeëiste personen te beoordelen. Op die zittingen heeft de rechtbank de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst tot de zitting van 8 januari 2021.
Zitting 8 januari 2021
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 8 januari 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is, via telehoren, gehoord en is bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam, en een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final and binding judgement of the District Court of Kammiena Góra of 17 November 2017 (nr. II K 219/17), uphold by the Regional Court in Jelenia Góra of 16 February 2018, file reference no.: sygn VI Ka 18/18.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar en acht maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Uit het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 15 en 30 december 2020 blijkt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting in hoger beroep, dat de oproep voor deze zitting in hoger beroep aan een volwassen lid van de huishouding is uitgereikt, dat het arrest niet aan de opgeëiste persoon is betekend en dat er een ambtshalve toegewezen advocaat bij de zitting in hoger beroep aanwezig was.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft tijdens de zitting van 8 januari 2021 een e mailbericht van de Poolse advocaat, die bij de Poolse zitting in hoger beroep aanwezig was, overgelegd. In dit e-mailbericht staat onder meer dat er tussen haar en de opgeëiste persoon geen contact over het hoger beroep is geweest.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het arrest heeft geleid, en dat - kort gezegd - dit arrest is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
(i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Een dergelijke verklaring ontbreekt. Er is dus niet voldaan aan de vereisten van artikel 12 OLW. Daarom is de weigeringsgrond van dit artikel van toepassing.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Jelenia Góra, III Criminal Division(Polen).
HEFT OPhet bevel tot overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 januari 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.[1] C-510/19, ECLI:EU:C:2020:953.