ECLI:NL:RBAMS:2021:2268

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
RK 21/556
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift tegen toepassing vervangende hechtenis in strafzaak

Op 9 april 2021 heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bezwaarschrift dat was ingediend door de veroordeelde tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen. De veroordeelde was eerder door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 75 dagen zou worden opgelegd. Het Openbaar Ministerie had op 21 december 2020 besloten om deze vervangende hechtenis toe te passen, wat leidde tot het indienen van het bezwaarschrift op 29 januari 2021.

In het bezwaarschrift werd aangevoerd dat de veroordeelde bereid was om de taakstraf uit te voeren, maar dat hij en zijn raadsman geen berichten van de reclassering hadden ontvangen. De raadsman stelde dat de oproepen aan de veroordeelde verkeerd waren bezorgd, wat de communicatie had bemoeilijkt. Tijdens de zitting op 9 april 2021 zijn zowel de officier van justitie als de raadsman gehoord. De officier van justitie steunde het verzoek van de verdediging om het bezwaarschrift gegrond te verklaren.

De politierechter oordeelde dat, hoewel de veroordeelde nog niet met de taakstraf was begonnen, het aannemelijk was dat hij deze alsnog naar behoren zou verrichten binnen de gestelde termijn. De rechter verklaarde het bezwaarschrift gegrond, waardoor de veroordeelde de kans kreeg om zijn taakstraf alsnog uit te voeren. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en werd op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/304726-19
RK: 21/556
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 6:6:23, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
ingeschreven op het adres [adres] ( [land van herkomst] ),
hierna te noemen: de veroordeelde.

1.Procesgang

De politierechter in deze rechtbank heeft bij vonnis van 6 maart 2020 de veroordeelde een taakstraf van 150 uren opgelegd en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 75 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 21 december 2020 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven.
Het bezwaarschrift is op 29 januari 2021 op de griffie van deze rechtbank ingediend.

2.Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie en strekt ertoe dat de politierechter de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt zijn taakstraf alsnog te verrichten.

3.Beoordeling

De politierechter heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland, ressort Amsterdam, van 12 november 2020 waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaarschrift van de veroordeelde.
De politierechter heeft op de openbare terechtzitting van 9 april 2021 de officier van justitie, mr. N.S. Levinsohn, en de veroordeelde en zijn raadsman, mr. L.D.H. Hamer, gehoord
.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van veroordeelde heeft aangevoerd dat brieven van de reclassering veroordeelde en de raadsman niet hebben bereikt. Dit terwijl veroordeelde ten volle bereid is de taakstraf uit te voeren. In het vonnis is expliciet opgenomen dat de post naar de raadsman van verdachte moet worden gezonden. Veroordeelde heeft door de ingetreden coronasituatie ook geen aanleiding gezien tot verontrusting toen hij geruime tijd geen berichten ontving. Toen er echter eind november nog steeds niets van de reclassering was vernomen, heeft de raadsman contact gezocht met de reclassering en toen bleek dat de oproepen teruggekomen waren. De oproep was kennelijk aan het verkeerde adres van veroordeelde gestuurd in [land van herkomst] en de oproep aan de raadsman bevatte geen tenaamstelling, zodat beide oproepen retour waren gekomen. De raadsman heeft verzocht het bezwaarschrift gegrond te verklaren, zodat veroordeelde alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om de taakstraf uit te voeren.
Veroordeelde heeft kort samengevat aangevoerd dat hij bereid is de taakstraf te verrichten.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het bezwaarschrift gegrond te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
De politierechter heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
De politierechter is op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat, hoewel de veroordeelde niet met de taakstraf is aangevangen, aannemelijk geworden is dat de veroordeelde alsnog de opgelegde taakstraf naar behoren zal verrichten binnen de daarvoor bepaalde termijn en hem deze
allerlaatstekans moet worden geboden.
Op grond hiervan dient het bezwaarschrift gegrond te worden verklaard zodat de veroordeelde zijn bij voornoemd vonnis opgelegde taakstraf alsnog kan verrichten.
4.Beslissing
De politierechter
  • verklaart het bezwaarschrift gegrond;
  • bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op
  • bepaalt dat de taakstraf binnen
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2021.