Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift
3.Beslissing
niet-ontvankelijkin zijn bezwaarschrift.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift dat was ingediend door de veroordeelde tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen. De politierechter had eerder op 10 januari 2020 een taakstraf van 40 uur opgelegd, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 20 dagen zou worden toegepast. Op 17 december 2020 besloot het Openbaar Ministerie dat de vervangende hechtenis zou worden toegepast, en deze beslissing werd op 18 januari 2021 aan de veroordeelde betekend.
Het bezwaarschrift werd op 9 februari 2021 ingediend, maar de raadsman van de veroordeelde heeft op 8 april 2021 per e-mail aangegeven dat de veroordeelde de vervangende hechtenis al had uitgezeten. De officier van justitie, mr. N.S. Levinsohn, stelde ter zitting dat de veroordeelde niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn bezwaarschrift, aangezien het belang van het bezwaarschrift was komen te vervallen.
De politierechter heeft geoordeeld dat, gezien het feit dat de veroordeelde de vervangende hechtenis al had ondergaan, het belang van het bezwaarschrift inderdaad was vervallen. Daarom werd de veroordeelde niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaarschrift. Deze beslissing werd genomen door mr. W.M.C. van den Berg, politierechter, in aanwezigheid van mr. C.T. St Rose, griffier, en werd uitgesproken op de openbare terechtzitting.