Op 9 april 2021 heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bezwaarschrift dat was ingediend door de veroordeelde tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 30 uren opgelegd gekregen, met de waarschuwing dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 15 dagen zou volgen. Het Openbaar Ministerie had op 16 januari 2020 besloten om deze vervangende hechtenis toe te passen, en de kennisgeving hiervan was op 2 maart 2020 verstuurd. Het bezwaarschrift werd op 11 maart 2020 ingediend.
Tijdens de zitting op 9 april 2021 was de veroordeelde niet verschenen, ondanks een correcte oproeping. De raadsman van de veroordeelde voerde aan dat zijn cliënt geen correspondentie had ontvangen over de taakstraf en dat hij de vervangende hechtenis al had uitgezeten. De officier van justitie steunde het bezwaarschrift en stelde dat uit het dossier bleek dat de veroordeelde mogelijk de vervangende hechtenis had uitgezeten.
De politierechter oordeelde dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend en dat er voldoende aanwijzingen waren dat de veroordeelde de vervangende hechtenis had ondergaan. Daarom werd het bezwaarschrift gegrond verklaard en werd bepaald dat de veroordeelde nog 0 uren taakstraf moest verrichten. Deze beslissing werd genomen door de politierechter W.M.C. Van den Berg, in aanwezigheid van griffier C.T. St Rose, en werd uitgesproken op de openbare zitting.