Op 4 mei 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 24 februari 2021 en betrof een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 15 februari 2021 door het Amtsgericht Köln was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1960 en gedetineerd in een Nederlandse penitentiaire inrichting, heeft de Duitse nationaliteit en heeft ter zitting verklaard dat zijn personalia correct zijn.
De behandeling van de vordering vond plaats op 20 april 2021, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.H.L.M. Souren, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. In het EAB werd melding gemaakt van strafbare feiten die onder Duits recht vallen, waaronder georganiseerde of gewapende diefstal en opzettelijke brandstichting, waarvoor een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toe te staan. De uitspraak werd gedaan door mr. H.P. Kijlstra, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en R.J. Bartels, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. J.B.C. van der Veer. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.