In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 april 2021 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de wijziging van alimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M. Wigman, verzocht om een wijziging van de kinderalimentatie, die oorspronkelijk was vastgesteld door het gerechtshof Amsterdam op 25 september 2018. De man stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, waaronder zijn inkomen, de woonlasten en de netto kosten van de kinderopvang. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Crans, betwistte de wijziging en verzocht om een veroordeling van de man in de proceskosten.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld. De man stelde dat zijn inkomen was gedaald en dat hij geen dividenduitkeringen meer ontving, terwijl de vrouw een nieuwe baan had met een hoger salaris. De rechtbank oordeelde dat de fiscale en andere financiële keuzes van de man geen wijziging van omstandigheden opleverden die de kinderalimentatie zouden rechtvaardigen. Ook de wijziging in het inkomen van de vrouw werd niet als relevant beschouwd, omdat deze pas na de indiening van het verzoekschrift was opgetreden.
De rechtbank concludeerde dat de man onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een zodanige wijziging van omstandigheden dat de eerdere beschikking van het hof niet langer aan de wettelijke maatstaven voldeed. De verzoeken van de man werden afgewezen en de vrouw werd in het gelijk gesteld, waarbij de man werd veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, die op € 7.950,- werden vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.