ECLI:NL:RBAMS:2021:2155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
C/13/700259 / KG ZA 21-277
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot omgang en alimentatie in kort geding tussen ouders na beëindiging van relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 april 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader met betrekking tot de omgang met hun kinderen en de betaling van kinderalimentatie. De moeder vorderde een straat- en contactverbod voor de vader, alsook nakoming van alimentatieafspraken. De vader voerde verweer en diende een tegenvordering in om de omgang met de kinderen te hervatten. Tijdens de zitting op 16 april 2021 heeft de moeder haar vorderingen toegelicht, waarbij zij meldde dat de vader de kinderen zou hebben mishandeld. De vader ontkende dit en stelde dat hij slechts corrigerende tikken had gegeven. De minderjarige kinderen zijn gehoord, waarbij de oudste, [minderjarige 1], aangaf niet naar zijn vader te willen gaan vanwege de mishandeling. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen in reconventie van de vader niet konden worden toegewezen, gezien de zwaarwegende belangen van de kinderen. De vorderingen van de moeder tot nakoming van de alimentatie werden toegewezen, waarbij de vader werd veroordeeld tot betaling van € 300,00 per maand en € 600,00 aan achterstallige alimentatie. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/700259 / KG ZA 21-277 MDvH/MA
Vonnis in kort geding van 30 april 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 8 april 2021,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. N. Groen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. E. van Es te Hilversum.
Partijen zullen hierna ook de moeder en de vader worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 16 april 2021 heeft de moeder de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. De vader heeft verweer gevoerd en een tegenvordering (eis in reconventie) ingediend. De moeder heeft de tegenvordering bestreden. Beide partijen hebben schriftelijke stukken en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting waren partijen met hun advocaten aanwezig.
Op 26 april is de minderjarige [minderjarige 1] gehoord.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad, welke relatie in september 2017 is geëindigd. Uit deze relatie zijn geboren :
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum 1] 2009;
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum 2] 2016.
2.2.
De vader heeft de kinderen erkend. De moeder oefent van rechtswege het ouderlijk gezag uit over hen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder en staan op haar adres ingeschreven.
2.3.
De vader had tot eind januari 2021 omgang met beide kinderen. Sinds eind 2020 (gedurende de tweede lockdown) verbleven beide jongens gedurende de week bij hun vader. Daarvoor brachten ze de weekenden bij hem door. Dit hadden partijen onderling zo afgesproken.
2.4.
Begin februari heeft de moeder de omgang beëindigd. Zij heeft contact opgenomen met Veilig Thuis en aangifte gedaan bij de politie van mishandeling van de kinderen door de vader. Op 18 februari 2021 heeft zij de vader per brief geïnformeerd dat de kinderen voorlopig niet bij hem zullen komen en waarom.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De moeder vordert – samengevat en zoals mondeling gewijzigd ter zitting – de vader te veroordelen tot:
(i) een straat- en contactverbod voor de duur van één jaar op straffe van dwangsommen;
(ii) nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken omtrent de alimentatie voor de kinderen, te weten € 300,00 voor beide kinderen samen per maand, ;
(iii) betaling van de achterstallige alimentatie, inmiddels € 600,00, te voldoen, te verhogen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag der gehele voldoening,
een en ander met veroordeling van de vader in de proceskosten.
3.2.
Zij stelt daartoe als volgt. Op 1 februari 2021 wilde [minderjarige 1] niet naar zijn vader. Toen de moeder zei dat dat nu eenmaal de afspraak was, kreeg [minderjarige 1] tranen in zijn ogen. [minderjarige 1] vertelde haar dat zijn vader hem sloeg, heel hard. Later die dag vertelde [minderjarige 1] haar dat zijn vader hem had geslagen met een bezem, meermaals hard met de platte hand tegen zijn achterhoofd en dat hij hem ook een keer tegen zijn hoofd had geschopt. [minderjarige 2] bevestigt dat de vader [minderjarige 1] slaat. Daarop heeft de moeder contact opgenomen met Veilig Thuis. Op advies van Veilig Thuis heeft zij aangifte gedaan. Ook heeft zij contact opgenomen met de huisarts. Die heeft de kinderen doorverwezen naar een psycholoog, bij wie de kinderen nu in behandeling zijn. Sindsdien valt de vader haar en de kinderen lastig. Hij stuurde berichten per Whatsapp en sms naar de moeder (op 1 april 2021 nog, terwijl de politie hem op 25 maart 2021 had verzocht haar en de kinderen met rust te laten) en stuurt berichten naar [minderjarige 1] via Instagram. Op 9 maart 2021 verscheen de vader opeens bij haar woning, samen met zijn zus. De vader is sinds hij de kinderen niet meer ziet, gestopt met het betalen van de kinderalimentatie, terwijl hij altijd € 300,00 per maand betaalde (zoals partijen onderling hadden afgesproken).
3.3.
De vader betwist dat hij [minderjarige 1] mishandelt. Hij heeft [minderjarige 1] slechts af en te een corrigerende tik gegeven, als hij brutaal was en/of niet luisterde. Dit gebeurde tijdens de tweede lockdown, toen hij en de kinderen in zijn relatief kleine woning (van 70 m2) bovenop elkaars lip zaten. Het incident met de bezem was anders dan [minderjarige 1] heeft verteld en de trap tegen het hoofd was een ongelukje tijdens yoga. Volgens hem is er geen enkele reden waarom de jongens niet meer bij hem kunnen verblijven. De moeder maakt het veel groter dan het is. Volgens hem “is het gehele verhaal en de huidige situatie volledig uit verband gerukt en is er van de spreekwoordelijke mug een olifant gemaakt”. Hij begrijpt niet waarom de moeder meteen naar Veilig Thuis en de politie is gestapt en het niet gewoon met hem heeft besproken. Er is geen enkele reden voor een straat- en contactverbod. Hij is slechts één keer – op 9 maart 2021 – onaangekondigd bij de woning van de moeder en de kinderen verschenen en hij valt de moeder en de kinderen niet lastig. Hij wilde eenvoudigweg weten wat er aan de hand was en horen hoe het met de jongens ging.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vader vordert in lijn met zijn verweer in conventie – samengevat – te bepalen dat de omgang per direct zal worden hervat en dat de moeder deze stipt zal nakomen; te bepalen dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] conform de reguliere zorgregeling drie weekenden per maand naar hun vader gaan plus tweemaal per week telefonisch contact zullen hebben met hem, op straffe van een dwangsom per keer dat de moeder zich hier niet aan houdt, een en ander met veroordeling van de moeder in de proceskosten.
4.2.
De moeder voert verweer in lijn met haar stellingen in conventie.

5.De beoordeling

5.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie zullen gezamenlijk worden behandeld. Eerst en vooral zal immers moeten worden beoordeeld wat in het belang van de kinderen is, te beginnen met de vraag of en op welke wijze weer omgang tussen de vader en de kinderen wenselijk is.
Omgang
5.2.
De vader (de niet gezaghebbende ouder) en de kinderen hebben recht op omgang met elkaar tenzij zwaarwegende belangen van de kinderen zich hiertegen verzetten.
5.3.
Vaststaat dat de vader [minderjarige 1] heeft geslagen. Volgens de vader valt het allemaal wel mee. Volgens de moeder is het ernstig en is sprake van mishandeling. [minderjarige 1] heeft bevestigd dat wat zijn moeder in dit kort geding en in de aangifte heeft gesteld, waar is. Hij wil voorlopig niet naar zijn vader toe. Daarbij heeft hij gezegd dat zijn vader dit wel mag weten. De voorzieningenrechter kan niet vaststellen wat er precies is gebeurd, maar kan niet tot een andere conclusie komen dan dat de vader [minderjarige 1] op een zodanige manier heeft behandeld – geslagen – dat hij [minderjarige 1] daarmee ook emotioneel heeft geraakt, zodanig dat [minderjarige 1] – die voorheen een goede band had met zijn vader – hem nu niet wil zien. Die wens van [minderjarige 1] moet worden gerespecteerd. Voordat weer sprake kan zijn van omgang tussen [minderjarige 1] en zijn vader, zal – minst genomen – het vertrouwen moeten worden hersteld. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid moeten plaatsvinden onder (professionele) begeleiding. [minderjarige 1] is aan contactherstel nu nog niet toe, maar aan de ouders wordt meegegeven dat het verstandig is om hier wel naartoe te gaan werken en hulpverlening in te schakelen. Het is uiteindelijk in het belang van [minderjarige 1] dat er op de een of andere manier weer contact zal zijn tussen hem en zijn vader. Zonder begeleiding kan van enige vorm van contact (en omgang) nu echter nog geen sprake zijn. Dit betekent dat de vorderingen in reconventie wat betreft [minderjarige 1] niet kunnen worden toegewezen. Zwaarwegende belangen van [minderjarige 1] verzetten zich hiertegen.
5.4.
Ten aanzien van [minderjarige 2] is de situatie minder duidelijk. In de dagvaarding stelt de moeder niet dat de vader [minderjarige 2] ook heeft geslagen of anderszins hardhandig heeft aangepakt. Ook in de aangifte heeft de moeder geen melding gemaakt van mishandeling van [minderjarige 2] . In haar brief van 18 februari 2021 schrijft de moeder echter wel aan de vader dat zij [minderjarige 2] heeft gevraagd of de vader hem ook weleens pijn had gedaan. Volgens de moeder heeft [minderjarige 2] daarop geantwoord: “ja” en zij voegt daar in haar brief aan toe: “Hij vertelde dat hij graag een spelletje wilde spelen en steeds maar doorvroeg. Na een paar keer nee sloeg je hem met de bezem in zijn gezicht. Het deed hem pijn. Hij vroeg meteen of ik het niet aan jou wilde vertellen dat ik het weet want het is echt “een geheimpje tussen papa en mij”. Er was verder niemand bij. Mijn hart brak.” [minderjarige 2] is nog te jong om zelf door de voorzieningenrechter te worden gehoord. Vooralsnog gaat de voorzieningenrechter – in het licht van hetgeen [minderjarige 1] is overkomen – ervan uit dat de moeder dit verhaal niet heeft verzonnen. Bovendien is [minderjarige 2] er in ieder geval getuige geweest van wat de vader [minderjarige 1] heeft aangedaan. Daarom acht zij het ook niet verantwoord om [minderjarige 2] zonder meer weer bij zijn vader te laten verblijven. Ook wat [minderjarige 2] betreft is het van belang dat het contact met de vader wordt hersteld, maar lijkt het beter het contact en de omgang weer voorzichtig op te starten onder begeleiding van hulpverlening. Misschien kan daar wel op korte(re) termijn mee worden begonnen. Dit betekent dat ook de vorderingen in reconventie wat betreft [minderjarige 2] niet zullen worden toegewezen. Zwaarwegende belangen van [minderjarige 2] verzetten zich hiertegen.
Straat- en contactverbod
5.5.
Uitgangspunt met betrekking tot het gevorderde straatverbod is dat dit een inbreuk vormt op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
5.6.
Hier kan de voorzieningenrechter kort over zijn. Van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die een straatverbod rechtvaardigen, is geen sprake. De vader is kennelijk één keer bij de moeder thuis verschenen. Hij kwam toen samen met zijn zus. Dat hij de moeder en de kinderen wilde ‘lastigvallen’ is niet gebleken en het is ook bij die ene keer gebleven. Aanleiding om een straatverbod op te leggen is er dus niet. De vader doet er wel verstandig aan voorlopig uit de buurt van de moeder en de kinderen te blijven.
5.7.
Ook voor het opleggen van een contactverbod wordt geen aanleiding gezien. Niet is gebleken dat de vader recent nog contact heeft gezocht met de moeder of de kinderen. De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat de vader in zal zien dat het in het belang van (in ieder geval) [minderjarige 1] en ook van [minderjarige 2] is om hen voorlopig met rust te laten, totdat het contact en mogelijk ook de omgang onder begeleiding weer kan worden opgestart.
5.8.
Een contactverbod wordt ook niet in het belang van de kinderen geacht. Integendeel, de voorzieningenrechter raadt de moeder aan de vader met enige regelmaat (bijvoorbeeld per e-mail) op de hoogte te houden van het wel en wee van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hij heeft als vader van de kinderen recht op die informatie.
Kinderalimentatie
5.9.
Een vordering tot nakoming kan in kort geding alleen worden toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van eiser zal volgen, bijvoorbeeld als gedaagde een kennelijk ongegrond verweer voert, en indien van eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht.
5.10.
De vader erkent dat partijen ooit in overleg een bedrag hebben afgesproken. Hij betwist niet dat partijen hebben afgesproken dat hij € 300,00 per maand aan kinderalimentatie zal betalen. Zo’n afspraak is een (mondelinge) overeenkomst. De vader bevestigt in zijn conclusie van antwoord dat hij altijd bereid is geweest – en ook nog steeds “best bereid” is – om financieel bij te dragen aan de verzorging en opvoeding van de kinderen, maar dat hij tijdelijk is gestopt met betalen van de alimentatie in de hoop een reactie uit te lokken om in contact te komen met de moeder.
5.11.
Hoewel menselijkerwijs begrijpelijk is dat de vader, toen hij van de moeder de kinderen niet meer mocht zien, tijdelijk is gestopt met betalen, is dat geen legitieme reden om eerder gemaakte afspraken niet langer na te komen. Voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter ook zal oordelen dat de vader de gemaakte afspraak (overeenkomst) zal moeten nakomen. Van de moeder kan niet worden verlangd dat zij de uitkomst van de bodemprocedure afwacht. De vorderingen van de moeder die zien op betaling van (achterstallige) kinderalimentatie zullen dan ook worden toegewezen.
5.12.
Aangezien partijen voormalige partners zijn en samen ouders van de kindere,n en beiden bovendien (deels) in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt de vader tot nakoming van de alimentatieafspraken met betrekking tot de kinderen, dat wil zeggen € 300,00 per maand voor de beide kinderen samen totdat partijen anders overeenkomen of door een bodemrechter anders wordt beslist,
6.2.
veroordeelt de vader tot betaling van de achterstallige alimentatie, op de datum van uitbrenging van de dagvaarding € 600,00, te verhogen, indien betekening van het vonnis nodig is, met de wettelijke rente vanaf de betekening tot aan de dag van algehele voldoening,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst af het meer of anders gevorderde,
6.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.6.
weigert de gevraagde voorzieningen,
6.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.H. Abbas, griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MA