2.3.Getuigenverzoeken
Algemene overweging ten aanzien van [naam bedrijf N.V.]
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de getuigenverzoeken uit van wat verdachte in de tenlastelegging wordt verweten. Dit betreft – kort samengevat – verduistering van gelden van beleggers dan wel oplichting van beleggers en witwassen. De verdediging heeft verzocht om een aantal getuigen te horen die iets zouden kunnen verklaren over de waarde en de verhandelbaarheid van de aandelen in [naam bedrijf N.V.] (hierna: [naam bedrijf N.V.] ). Uit de tenlastelegging blijkt dat hetgeen al dan niet met beleggers is besproken over de mogelijkheid tot conversie van obligatieleningen in aandelen [naam bedrijf N.V.] en de waarde die die aandelen zouden vertegenwoordigen, geen onderdeel uitmaakt van de tenlastegelegde feiten en – in het bijzonder – niet als oplichtingsmiddel in de tenlastelegging is opgenomen. Dit betekent dat er in beginsel geen aanleiding is om de getuigen te horen ten aanzien van dit onderwerp. Als anderszins ook onvoldoende wordt gemotiveerd waarom de betreffende getuigen wel moeten worden gehoord, worden deze verzoeken hierna afgewezen.
Ten aanzien van de beleggers
De raadsman heeft verzocht om een aantal beleggers als getuige te horen. De beleggers die al eerder door de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) zijn gehoord, worden aangemerkt als getuige à charge. Deze getuigen hebben namelijk een belastende verklaring afgelegd over [verdachte] en ten aanzien van ieder van deze individuele beleggers is ook steeds oplichting en verduistering aan [verdachte] ten laste gelegd. Dit betreft de getuigen: [getuige 1] (11) , [getuige 2] (13) , [getuige 3] (14) , [getuige 4] (15) , [getuige 5] (16) , [getuige 6] (17) , [getuige 7] (26) en [getuige 8] (31) .
Daarnaast zijn er beleggers die nog niet eerder zijn gehoord. Oplichting dan wel verduistering met betrekking tot ieder van deze individuele beleggers staat ook op de tenlastelegging vermeld. Hoewel deze beleggers niet eerder zijn gehoord bevinden zich in het dossier wel schriftelijke stukken die van hen afkomstig zijn en die voor de verdachte belastende informatie bevatten betreffende de tenlastegelegde feiten. Deze beleggers worden daarom eveneens aangemerkt als getuige à charge. Dit betreft de getuigen: [getuige 9] (23) , [getuige 10] (24) , [getuige 11] (25) , [getuige 12] (27) , [getuige 13] (28) , [getuige 14] (29) , [getuige 15] (30) , [getuige 16] (32) , [getuige 17] (33) , [getuige 18] (34) , [getuige 19] (35) , [getuige 20] (36) , [getuige 21] (38) en [getuige 22] (39) .
Nu het belang tot het horen van deze getuigen in beginsel gegeven is en er geen redenen zijn daarvan af te zien, worden al deze verzoeken
toegewezen.
De AFM-medewerkers
De AFM-medewerkers – [AFM-medewerker 1] (1) , [AFM-medewerker 2] (2) , [AFM-medewerker 3] (3) , [AFM-medewerker 4] (21) en [AFM-medewerker 5] (22) – zijn geen getuigen à charge. Het betreffen ook geen getuigen die een rol (kunnen) spelen bij de beantwoording van de vraag of de aan [verdachte] ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden. Waarom deze getuigen toch zouden moeten worden gehoord heeft de verdediging onvoldoende onderbouwd. Uit haar toelichting volgt dat zij op zoek is naar informatie over de start van het onderzoek, maar zij heeft niet voldoende gemotiveerd welk belang van [verdachte] in deze strafzaak met het horen van deze getuigen op dit onderwerp gediend wordt. Dit betekent dat de verzoeken die betrekking hebben op het horen van deze getuigen worden
afgewezen.
[getuige 23]
Getuige [getuige 23] (4) betreft geen getuige à charge. De rechtbank is van oordeel dat de onderbouwing die aan het verzoek ten grondslag ligt onvoldoende is. Dit verzoek wordt dan ook
afgewezen.
[getuige 24] , [getuige 25] en [getuige 26]
Getuigen [getuige 24] (5) , [getuige 25] (6) en [getuige 26] (10) zijn geen getuigen à charge. De raadsman heeft aangegeven dat deze getuigen een verklaring kunnen afleggen over de waarde en de verhandelbaarheid van de aandelen in [naam bedrijf N.V.] , maar dat maakt geen onderdeel uit van de tenlastelegging, zoals hiervoor bij de algemene overweging al is overwogen. De onderbouwing die overigens aan deze verzoeken ten grondslag ligt is bovendien onvoldoende. Deze verzoeken worden dan ook
afgewezen.
[getuige 27]
Getuige [getuige 27] (9) betreft geen getuige à charge. De rechtbank is van oordeel dat de onderbouwing die aan het verzoek ten grondslag ligt onvoldoende is. Dit verzoek wordt dan ook
afgewezen.
[getuige 28]
Getuige [getuige 28] (8) betreft geen getuige à charge. [getuige 28] wordt in de tenlastelegging niet genoemd als belegger die door [verdachte] zou zijn opgelicht dan wel wiens geld [verdachte] zou hebben verduisterd. De rechtbank is van oordeel dat de onderbouwing die aan het verzoek ten grondslag ligt onvoldoende is. Dit verzoek wordt dan ook
afgewezen.
[getuige 29]
Getuige [getuige 29] (12) betreft geen getuige à charge. [getuige 29] wordt in de tenlastelegging niet genoemd als belegger die door [verdachte] zou zijn opgelicht dan wel wiens geld [verdachte] zou hebben verduisterd. De rechtbank is van oordeel dat de onderbouwing die aan het verzoek ten grondslag ligt onvoldoende is. Dit verzoek wordt dan ook
afgewezen.
[getuige 30]
Getuige [getuige 30] (18) betreft geen getuige à charge, maar [getuige 31] / [naam B.V.] staat wel op de tenlastelegging vermeld. [getuige 31] heeft in zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris verwezen naar zijn adviseur [getuige 30] ten aanzien van de met [verdachte] gemaakte afspraken omtrent de door [naam B.V.] verstrekte leningen. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek voldoende is onderbouwd. Dit verzoek wordt dan ook
toegewezen.
[getuige 32] en [getuige 33]
Getuigen [getuige 32] (19) en [getuige 33] (20) betreffen getuigen à decharge. De verdediging heeft bij de rechter-commissaris en bij de rekestenkamer van de rechtbank al verzocht om deze getuigen te horen. Deze verzoeken zijn destijds afgewezen, omdat de verzoeken onvoldoende waren onderbouwd. De raadsman heeft in zijn huidige verzoeken geen nadere onderbouwing gegeven waarom deze getuigen moeten worden gehoord. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verzoeken onvoldoende zijn onderbouwd. Deze verzoeken worden
afgewezen.