ECLI:NL:RBAMS:2021:2116

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
13/845208-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op onderzoekswensen in strafzaak tegen verdachte met betrekking tot getuigenverzoeken en TPO-stukken

Op 7 april 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen in de strafzaak tegen een verdachte, waarbij de rechtbank de onderzoekswensen van de raadsman heeft beoordeeld. De raadsman had op 10 maart 2021 verzoeken ingediend om getuigen te horen, waarop de officier van justitie op 16 maart 2021 schriftelijk heeft gereageerd. Tijdens de zitting op 7 april 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft besloten de zaak aan te houden voor onbepaalde tijd en te verwijzen naar de rechter-commissaris voor het horen van de toegewezen getuigen.

De rechtbank heeft de recente Keskin-uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in aanmerking genomen bij de beoordeling van de getuigenverzoeken. De verdediging heeft verzocht om getuigen te horen die mogelijk iets kunnen verklaren over de tenlastelegging, die onder andere oplichting en verduistering betreft. De rechtbank heeft de verzoeken om getuigen te horen die niet relevant zijn voor de tenlastelegging afgewezen, terwijl de verzoeken voor getuigen die wel relevant zijn zijn toegewezen. De rechtbank heeft ook een verzoek om TPO-stukken afgewezen, omdat het niet noodzakelijk werd geacht deze op dit moment aan de verdediging te verstrekken.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de getuigen [getuige 1] tot en met [getuige 22] en [getuige 30] zullen worden gehoord, evenals de verdachte zelf. De overige verzoeken zijn afgewezen. Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank, met inachtneming van de relevante juridische kaders en eerdere uitspraken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/845208-16
BESLISSING
Beslissing van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, genomen naar aanleiding van de terechtzitting van 7 april 2021, in de strafzaak tegen:
[verdachte](
hierna: [verdachte]),
geboren te [geboorteplaats] op [1966] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] , [plaats] .

1.De procesgang

De raadsman van [verdachte] , mr. R. Zilver, heeft op 10 maart 2021 onderzoekswensen ingediend. De officier van justitie heeft op 16 maart 2021 schriftelijk gereageerd op de onderzoekswensen.
De raadsman heeft op 6 april 2021 in een e-mailbericht meegedeeld dat hij zijn getuigen-verzoeken vooralsnog beperkt tot het horen van 15 tot 18 getuigen, zonder afstand te doen van het horen van de overige getuigen.
Op de zitting van 7 april 2021 hebben de raadsman en de officier van justitie hun verzoeken/ standpunten herhaald en waar nodig toegelicht. De rechtbank heeft op de zitting van 7 april 2021 mede gedeeld dat de beslissing op de verzoeken in deze beslissing worden opgenomen en dat de zaak wordt aangehouden voor onbepaalde tijd en wordt verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van de - in deze beslissing - toegewezen getuigen.

2.De beoordeling van de verzoeken

2.1.
Vooraf
De verdediging van [verdachte] heeft bij de rechter-commissaris op 9 januari 2019 al eerder verzocht om een aantal getuigen te horen. De betreffende verzoeken zijn door de rechter-commissaris bij beschikking van 21 maart 2019 afgewezen. De raadsman heeft hiertegen op 4 april 2019 een bezwaarschrift ingediend. Op 14 mei 2019 heeft de rechtbank het bezwaarschrift deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
De onderzoekswensen van de raadsman van 10 maart 2021 zien deels op het horen van de eerder afgewezen getuigen en deels op een aantal nieuwe getuigen. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om de stukken van het Tripartiete Overleg (hierna: TPO) aan het procesdossier toe te voegen.
Hoewel de raadsman zijn getuigenverzoeken heeft beperkt, heeft de raadsman ook expliciet gezegd dat hij dat vooralsnog doet en geen afstand doet van het horen van de overige verzochte getuigen. Om proceseconomische redenen zal de rechtbank hierna toch een beslissing nemen ten aanzien van alle in het verzoek van 10 maart 2021 opgegeven getuigen.
Indien de verdediging geen prijs (meer) stelt op het horen van een of meer van de toegewezen getuige(n), kan de verdediging (bij de rechter-commissaris) afstand doen van het horen van die getuige(n).
2.2.
Beoordelingskaders bij de getuigenverzoeken
Bij de beoordeling van de getuigenverzoeken heeft de rechtbank de recente Keskin-uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) [1] in aanmerking genomen. Daarnaast zijn ook de arresten van de Hoge Raad van 1 juli 2014 en 4 juli 2017 [2] in aanmerking genomen, waarin de Hoge Raad op hoofdlijnen uiteengezet heeft op welke wijze de ingevolge het Wetboek van Strafvordering (Sv) geldende (nationale) regels inzake het oproepen dan wel horen van daartoe door de verdediging opgegeven getuigen dienen te worden uitgelegd.
Uit de Keskin-uitspraak volgt – kort samengevat – dat als sprake is van een verzoek tot het horen van een getuige à charge, er in beginsel een belang is om de getuige te horen en dat dit verzoek – behoudens uitzonderingen – zal worden toegewezen.
Ten aanzien van een getuige à decharge geldt de maatstaf dat de verdediging gemotiveerd moet aangeven wat het belang is van het horen van deze getuige voor enige in de strafzaak te nemen beslissing uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv.
2.3.
Getuigenverzoeken
Algemene overweging ten aanzien van [naam bedrijf N.V.]
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de getuigenverzoeken uit van wat verdachte in de tenlastelegging wordt verweten. Dit betreft – kort samengevat – verduistering van gelden van beleggers dan wel oplichting van beleggers en witwassen. De verdediging heeft verzocht om een aantal getuigen te horen die iets zouden kunnen verklaren over de waarde en de verhandelbaarheid van de aandelen in [naam bedrijf N.V.] (hierna: [naam bedrijf N.V.] ). Uit de tenlastelegging blijkt dat hetgeen al dan niet met beleggers is besproken over de mogelijkheid tot conversie van obligatieleningen in aandelen [naam bedrijf N.V.] en de waarde die die aandelen zouden vertegenwoordigen, geen onderdeel uitmaakt van de tenlastegelegde feiten en – in het bijzonder – niet als oplichtingsmiddel in de tenlastelegging is opgenomen. Dit betekent dat er in beginsel geen aanleiding is om de getuigen te horen ten aanzien van dit onderwerp. Als anderszins ook onvoldoende wordt gemotiveerd waarom de betreffende getuigen wel moeten worden gehoord, worden deze verzoeken hierna afgewezen.
Ten aanzien van de beleggers
De raadsman heeft verzocht om een aantal beleggers als getuige te horen. De beleggers die al eerder door de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) zijn gehoord, worden aangemerkt als getuige à charge. Deze getuigen hebben namelijk een belastende verklaring afgelegd over [verdachte] en ten aanzien van ieder van deze individuele beleggers is ook steeds oplichting en verduistering aan [verdachte] ten laste gelegd. Dit betreft de getuigen: [getuige 1] (11) , [getuige 2] (13) , [getuige 3] (14) , [getuige 4] (15) , [getuige 5] (16) , [getuige 6] (17) , [getuige 7] (26) en [getuige 8] (31) . [3]
Daarnaast zijn er beleggers die nog niet eerder zijn gehoord. Oplichting dan wel verduistering met betrekking tot ieder van deze individuele beleggers staat ook op de tenlastelegging vermeld. Hoewel deze beleggers niet eerder zijn gehoord bevinden zich in het dossier wel schriftelijke stukken die van hen afkomstig zijn en die voor de verdachte belastende informatie bevatten betreffende de tenlastegelegde feiten. Deze beleggers worden daarom eveneens aangemerkt als getuige à charge. Dit betreft de getuigen: [getuige 9] (23) , [getuige 10] (24) , [getuige 11] (25) , [getuige 12] (27) , [getuige 13] (28) , [getuige 14] (29) , [getuige 15] (30) , [getuige 16] (32) , [getuige 17] (33) , [getuige 18] (34) , [getuige 19] (35) , [getuige 20] (36) , [getuige 21] (38) en [getuige 22] (39) .
Nu het belang tot het horen van deze getuigen in beginsel gegeven is en er geen redenen zijn daarvan af te zien, worden al deze verzoeken
toegewezen.
De AFM-medewerkers
De AFM-medewerkers – [AFM-medewerker 1] (1) , [AFM-medewerker 2] (2) , [AFM-medewerker 3] (3) , [AFM-medewerker 4] (21) en [AFM-medewerker 5] (22) – zijn geen getuigen à charge. Het betreffen ook geen getuigen die een rol (kunnen) spelen bij de beantwoording van de vraag of de aan [verdachte] ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden. Waarom deze getuigen toch zouden moeten worden gehoord heeft de verdediging onvoldoende onderbouwd. Uit haar toelichting volgt dat zij op zoek is naar informatie over de start van het onderzoek, maar zij heeft niet voldoende gemotiveerd welk belang van [verdachte] in deze strafzaak met het horen van deze getuigen op dit onderwerp gediend wordt. Dit betekent dat de verzoeken die betrekking hebben op het horen van deze getuigen worden
afgewezen.
[getuige 23]
Getuige [getuige 23] (4) betreft geen getuige à charge. De rechtbank is van oordeel dat de onderbouwing die aan het verzoek ten grondslag ligt onvoldoende is. Dit verzoek wordt dan ook
afgewezen.
[getuige 24] , [getuige 25] en [getuige 26]
Getuigen [getuige 24] (5) , [getuige 25] (6) en [getuige 26] (10) zijn geen getuigen à charge. De raadsman heeft aangegeven dat deze getuigen een verklaring kunnen afleggen over de waarde en de verhandelbaarheid van de aandelen in [naam bedrijf N.V.] , maar dat maakt geen onderdeel uit van de tenlastelegging, zoals hiervoor bij de algemene overweging al is overwogen. De onderbouwing die overigens aan deze verzoeken ten grondslag ligt is bovendien onvoldoende. Deze verzoeken worden dan ook
afgewezen.
[getuige 27]
Getuige [getuige 27] (9) betreft geen getuige à charge. De rechtbank is van oordeel dat de onderbouwing die aan het verzoek ten grondslag ligt onvoldoende is. Dit verzoek wordt dan ook
afgewezen.
[getuige 28]
Getuige [getuige 28] (8) betreft geen getuige à charge. [getuige 28] wordt in de tenlastelegging niet genoemd als belegger die door [verdachte] zou zijn opgelicht dan wel wiens geld [verdachte] zou hebben verduisterd. De rechtbank is van oordeel dat de onderbouwing die aan het verzoek ten grondslag ligt onvoldoende is. Dit verzoek wordt dan ook
afgewezen.
[getuige 29]
Getuige [getuige 29] (12) betreft geen getuige à charge. [getuige 29] wordt in de tenlastelegging niet genoemd als belegger die door [verdachte] zou zijn opgelicht dan wel wiens geld [verdachte] zou hebben verduisterd. De rechtbank is van oordeel dat de onderbouwing die aan het verzoek ten grondslag ligt onvoldoende is. Dit verzoek wordt dan ook
afgewezen.
[getuige 30]
Getuige [getuige 30] (18) betreft geen getuige à charge, maar [getuige 31] / [naam B.V.] staat wel op de tenlastelegging vermeld. [getuige 31] heeft in zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris verwezen naar zijn adviseur [getuige 30] ten aanzien van de met [verdachte] gemaakte afspraken omtrent de door [naam B.V.] verstrekte leningen. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek voldoende is onderbouwd. Dit verzoek wordt dan ook
toegewezen.
[getuige 32] en [getuige 33]
Getuigen [getuige 32] (19) en [getuige 33] (20) betreffen getuigen à decharge. De verdediging heeft bij de rechter-commissaris en bij de rekestenkamer van de rechtbank al verzocht om deze getuigen te horen. Deze verzoeken zijn destijds afgewezen, omdat de verzoeken onvoldoende waren onderbouwd. De raadsman heeft in zijn huidige verzoeken geen nadere onderbouwing gegeven waarom deze getuigen moeten worden gehoord. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verzoeken onvoldoende zijn onderbouwd. Deze verzoeken worden
afgewezen.
2.4.
Verzoek met betrekking tot de verstrekking van TPO-stukken
De raadsman heeft verzocht om verstrekking van de TPO-stukken. De rechtbank overweegt als volgt. In de aangifte van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staat beschreven wat de gang van zaken is geweest die heeft geleid tot de aangifte. Vervolgens heeft het Openbaar Ministerie de beslissing genomen om [verdachte] strafrechtelijk te vervolgen. Het is op grond van het opportuniteitsbeginsel in beginsel aan het Openbaar Ministerie wie er al dan niet strafrechtelijk wordt vervolgd. Bij de inhoudelijke behandeling zal de aangifte van de AFM aan de orde komen en zal de discussie over de aanloop van de strafzaak kunnen plaatsvinden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het op dit moment niet noodzakelijk is dat de TPO-stukken, die zijn opgemaakt naar aanleiding van een intern overleg waarvan het vertrouwelijk karakter in beginsel dient te worden gerespecteerd, aan de verdediging moeten worden verstrekt. De raadsman heeft ook onvoldoende onderbouwd waarom de TPO-stukken aan de verdediging moeten worden verstrekt. Het verzoek wordt
afgewezen.
2.5.
Het horen van verdachte [verdachte] door de rechter-commissaris
Zoals ter terechtzitting is afgestemd met het Openbaar Ministerie en de verdediging, zal de zaak ook naar de rechter-commissaris worden verwezen voor het horen van de verdachte.

3.De beslissing van de rechtbank:

De rechtbank komt tot de volgende beslissingen.
De zaak wordt verwezen naar de rechter-commissaris voor
 het horen van de getuigen:
[getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 7] , [getuige 8] , [getuige 9] , [getuige 10] , [getuige 11] , [getuige 12] , [getuige 13] , [getuige 14] , [getuige 15] , [getuige 16] , [getuige 17] , [getuige 18] , [getuige 19] , [getuige 20] , [getuige 21] , [getuige 22] en [getuige 30] . [4]
 het horen van de verdachte [verdachte] .
De overige verzoeken worden afgewezen.
Deze beslissing is op 7 april 2021 gegeven door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier.
[...]

Voetnoten

1.EHRM 19 januari 2021, nr. 2205/16, Keskin/Nederland.
3.De nummers die achter de getuigen staan vermeld, corresponderen met de nummers uit het verzoek van de raadsman.
4.In een bijlage worden de NAW-gegevens van de getuigen vermeld.