Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 december 2019, tevens houdende voorwaardelijke incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv, met producties,
- de conclusie van antwoord in het voorwaardelijke incident, tevens houdende conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens houdende eis in reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 8 april 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het proces-verbaal van de op 19 februari 2021 gehouden mondelinge behandeling,
- de reacties van [eisers] en ABN AMRO op het proces-verbaal.
2.De feiten
- een verhoging van de kredietlimiet van € 4.900.000,- met € 800.000,- tot € 5.700.000,-;
- handhaving van de toen bestaande franchises van samen € 1.050.000,-, (een combinatie van de gedekte franchise van € 650.000,- en de ongedekte franchise van € 400.000,-);
- een nieuwe, tijdelijke franchise van € 980.000,-, bestaande uit twee componenten: een bedrag van € 400.000,- dat zal worden afgedekt door een borgtocht af te geven door [eiser 1] (welke borgtocht op zijn beurt weer zal worden afgedekt met een positieve/negatieve hypotheekverklaring van [eiser 1] op zijn woning) en € 580.000,-, gerelateerd aan een verpakkingsmachine;
- de nieuwe franchise van € 980.000,- komt uiterlijk per 1 februari 2016 te vervallen.
2. Zekerheden en verklaringen
OVERWEGENDE
Aflossingsbedrag”).