ECLI:NL:RBAMS:2021:2098

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
C/13/697681 / KG ZA 21-139
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting voor bank om een zakelijke rekening te openen voor een coffeeshop zonder bewijs van witwassen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een coffeeshop en ABN AMRO Bank N.V. De eiser, die een coffeeshop exploiteert, vorderde dat de bank hem zou verplichten een zakelijke bankrekening te openen. De bank had eerder de aanvragen van de eiser afgewezen, onder andere omdat hij in het verleden zakelijk had gebankierd via privérekeningen en omdat er vermoedens van witwassen zouden zijn. De eiser stelde dat hij nooit problemen had gehad met de autoriteiten en dat zijn vergunning recent was verlengd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bank niet zomaar een zakelijke rekening kon weigeren op basis van het feit dat de coffeeshop contante betalingen ontvangt en zich dicht bij de grens met België bevindt. De rechter benadrukte dat banken een cliëntenonderzoek moeten uitvoeren en niet categorisch mogen weigeren op basis van het type onderneming. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de vermoedens van witwassen en dat de vordering van de eiser voorshands aannemelijk was. De bank werd veroordeeld om binnen een week een zakelijke rekening te openen voor de coffeeshop en werd ook in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/697681 / KG ZA 21-139 EAM/EB
Vonnis in kort geding van 26 april 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 1 maart 2021,
advocaat mr. J.P.A. Jansen te Tilburg,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.W. Achterberg te Amsterdam.
Eiser zal hierna [eiser] of [naam coffeeshop] worden genoemd, en gedaagde ABN of de bank.

1.De procedure

Op de zitting van 13 april 2021 heeft [eiser] de vordering zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. De bank heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties ingediend en gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
Ter zitting was [eiser] aanwezig met zijn broer [broer] , die voor hem het woord heeft gevoerd en getolkt, en met mr. Jansen. Aan de zijde van de bank waren aanwezig [legal counsel] (legal counsel) en mr. Achterberg. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Sinds 16 januari 1992 exploiteert [eiser] coffeeshop [naam coffeeshop] in [plaats] , in de vorm van een eenmanszaak. Hij heeft nooit problemen gehad met politie en justitie of met de gemeente. Zijn vergunning is in november 2020 weer verlengd na een Bibob-onderzoek.
2.2.
Aanvankelijk maakte [naam coffeeshop] voor het zakelijke betalingsverkeer gebruik van de privé-bankrekening van [eiser] . Toen ING hem er in 2013 op wees dat dit niet was toegestaan, heeft hij met ingang van ongeveer 1 september 2013 voor onbepaalde tijd opdracht verleend aan B&D B.V. om de gelden voor [naam coffeeshop] te beheren en de betalingen aan zijn crediteuren uit te voeren. Daar stond een beheervergoeding van 15% exclusief BTW tegenover. B&D, bestuurd door [broer] , de broer die ook op de zitting was en die ook de bedrijfsleider van [naam coffeeshop] is, is speciaal voor dat doel opgericht. B&D bankierde eerst bij ING, maar heeft in 2018 besloten over te stappen naar ABN. Het openen van een bankrekening bij ABN was geen probleem.
2.3.
Begin 2020 heeft ABN aan B&D meegedeeld dat [naam coffeeshop] niet mag bankieren via de bankrekening van B&D. Zij heeft B&D gesommeerd om daarmee te stoppen en laten weten dat [naam coffeeshop] een eigen zakelijke bankrekening moest openen.
2.4.
[eiser] heeft op 12 februari 2020 contact gezocht met ABN voor het openen van een zakelijke rekening. Omstreeks 20 februari 2020 heeft een analist van de bank telefonisch gesproken met [eiser] . ABN heeft de aanvraag van [eiser] afgewezen, omdat [eiser] zakelijk heeft gebankierd via privérekeningen, omdat hij zou hebben gezegd dat [naam coffeeshop] door meerdere grootbanken is afgewezen als klant, en omdat [eiser] onvoldoende duidelijkheid kon geven over zijn klanthistorie bij andere banken en het gebruik van privérekeningen voor zakelijke doeleinden.
2.5.
Op 24 maart 2020 heeft [eiser] online weer een zakelijke rekening aangevraagd bij ABN. In die aanvraag staat dat hij niet eerder door ABN of een andere financiële partij is afgewezen voor een zakelijke rekening. ABN heeft ook deze aanvraag afgewezen, omdat zij meende dat die informatie onjuist was.
2.6.
Nadat de advocaat van [eiser] bezwaar tegen die beslissing had gemaakt, heeft ABN hem in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag nader toe te lichten. Vervolgens is een tweede telefonisch interview afgenomen en heeft [eiser] stukken aan de bank gestuurd en vragen beantwoord.
2.7.
Vervolgens is het een tijd stil gebleven. Na verschillende rappels van de advocaat van [eiser] , heeft de bank laten weten dat een aanvullend interview nodig was. Dat is telefonisch afgenomen op 27 november 2020.
2.8.
Bij brief van 14 januari 2021 heeft de bank de aanvraag van [eiser] afgewezen omdat “de diensten die u wilt afnemen in combinatie met uw klantprofiel niet passen binnen ons gematigd risicoprofiel”.
2.9.
[eiser] heeft vervolgens zakelijke rekeningen aangevraagd bij Rabobank, SNS Bank en ING. Al die aanvragen zijn afgewezen, op respectievelijk 8, 10 en 30 maart 2021.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, kort gezegd, ABN te veroordelen een zakelijke bankrekening op zijn naam te openen en haar te veroordelen in de proces- en de nakosten.
3.2.
De bank voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering om de bank te gebieden een zakelijke rekening voor [naam coffeeshop] te openen, is in kort geding toewijsbaar als voorshands aannemelijk is dat die vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen en als van [eiser] niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, omdat hij schuldeisers die geen contanten accepteren, zoals de belastingdienst, al sinds een jaar niet meer kan betalen. Hij heeft tot dusver uitstel van betaling gekregen, maar veel langer is dat niet vol te houden. Het vele contante geld dat hij nu gebruikt omdat [naam coffeeshop] geen bankrekening heeft, levert ook een veiligheidsrisico op.
4.3.
Over de vraag of ABN gehouden is om een zakelijke bankrekening aan [naam coffeeshop] ter beschikking te stellen, geldt het volgende. Banken zijn op grond van artikel 3 lid 1 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) verplicht om voorafgaand aan de dienstverlening cliëntenonderzoek te verrichten om integriteitsrisico’s te beheersen. Zij hebben een eigen taak bij het bepalen van het risico op witwassen of financiering van terrorisme en daarmee ook bij het op dat risico af te stemmen cliëntenonderzoek en integriteits- en acceptatiebeleid (vgl. artikel 3 lid 8 Wwft).
4.4.
Ondernemingen waarin veel contant geld omgaat, zoals [naam coffeeshop] , leveren een verhoogd integriteitsrisico op. Dergelijke cliënten mogen echter niet op die grond categoraal worden geweigerd (zie de herziene Leidraad “Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en Sanctiewet (Sw)" van de Nederlandsche Bank (versie december 2020) en de brief van de minister van Financiën van 18 januari 2010 over de dreiging dat coffeeshops van iedere vorm van bancaire dienstverlening worden uitgesloten (TK kamerstuk 27863 nr. 35). Er moet steeds onderzoek worden gedaan naar de concrete risico’s die de potentiële cliënt oplevert. Daarover heeft de minister afspraken gemaakt met de Nederlandse Vereniging van Banken. In zoverre is de contractsvrijheid van banken – waarop ABN zich beroept – begrensd.
4.5.
ABN heeft – deels voor het eerst op zitting – een aantal redenen genoemd waarom zij [eiser] geen zakelijke rekening wil verschaffen. Voor de bank weegt het zwaarst dat hij lange tijd zakelijk heeft gebankierd via privérekeningen en dat hij, toen hij er in 2013 op werd gewezen dat dat niet was toegestaan, ervoor heeft gekozen om via een speciaal opgezette constructie en tegen betaling van een hoge vergoeding te gaan bankieren via B&D, in plaats van een eigen zakelijke rekening aan te vragen. Dienstverlening als die van B&D is onderworpen aan een vergunningplicht en zij beschikte niet over een vergunning. Er was dus sprake van ondergronds bankieren, aldus ABN. Dat geeft haar weinig vertrouwen in [eiser] . Zij verwijt hem dat hij alleen door externe druk een bankrekening heeft aangevraagd, niet vanuit zijn eigen besef dat die nodig is voor integere dienstverlening.
4.6.
[eiser] heeft daar tegen ingebracht dat hij zich er niet van bewust was dat hij als eenmanszaak ook een zakelijke rekening moest hebben. Zodra hij erop werd gewezen dat hij het zakelijke verkeer niet via zijn privérekening mocht laten lopen, is hij daarmee gestopt. Hij stelt geen zakelijke rekening te hebben aangevraagd omdat hem na ingewonnen informatie duidelijk was dat dat niet eenvoudig zou worden, omdat banken liever geen coffeeshops als klant hebben. Op advies van zijn financieel adviseur hebben hij en zijn broer – die tevens verhuurder is van het bedrijfspand waarin de coffeeshop is gevestigd – besloten om B&D op te richten en via die vennootschap de crediteuren van [naam coffeeshop] te betalen. Zodra B&D te verstaan is gegeven dat dit evenmin was toegestaan, zijn ze daarmee gestopt.
4.7.
[eiser] had achteraf beter een andere keuze kunnen maken, dat is hem inmiddels duidelijk. De indruk bestaat echter dat de keuze om B&D tussen [naam coffeeshop] en de bank te schuiven meer is voortgekomen uit naïviteit en slechte advisering dan uit kwade bedoelingen. De bank heeft ook niet toegelicht welke andere motieven [eiser] zou kunnen hebben om gebruik te maken van die constructie, afgezien van de mogelijkheid om crediteuren giraal te betalen. Nergens blijkt uit dat B&D ook aan anderen vergelijkbare diensten verleende. Het lijkt erop dat B&D niet meer was dan, in de woorden van [eiser] , “een makkelijkere oplossing” dan het aanvragen van een zakelijke rekening voor [naam coffeeshop] .
4.8.
Gevraagd of er – de B&D constructie wegdenkend – aanwijzingen bestaan dat er via [naam coffeeshop] geld wordt witgewassen, heeft de bank geantwoord dat er in [naam coffeeshop] grote sommen contant geld rondgaan en dat zij op hemelsbreed 15 kilometer van de grens met België is gevestigd. Concreet zijn die aanwijzingen daarmee niet te noemen. Die grote sommen contant geld hangen samen met het niet hebben van een zakelijke bankrekening. [eiser] probeert dat probleem juist op te lossen. De enkele afstand tot de grens is onvoldoende om een vermoeden van witwassen op te kunnen baseren.
4.9.
ABN heeft nog een paar andere punten genoemd waaruit zij concludeert dat [naam coffeeshop] concrete en onacceptabele integriteitsrisico’s meebrengt, met name over mededelingen van [eiser] tijdens de interviews die volgens de bank telkens wisselden of niet met de feiten stroken, maar [eiser] heeft die punten gemotiveerd weersproken. De bank lijkt spijkers op laag water te zoeken om maar niet met hem te hoeven contracteren. Die indruk wordt gewekt doordat de bank er bijna een jaar over heeft gedaan om de aanvraag uiteindelijk af te wijzen met een nietszeggende brief. In dat jaar zijn telefonisch twee gesprekken met [eiser] gevoerd, waarbij volgens hem steeds dezelfde vragen werden gesteld, en heeft [eiser] de bank de gevraagde informatie verstrekt. Volgens [eiser] heeft ABN de zaak getraineerd in de hoop dat hij, het wachten beu, een andere bank zou benaderen en hij lijkt daar een punt te hebben. Aanwijzingen voor diepgravend onderzoek door de bank zijn er in ieder geval niet. Het betoog op de zitting dat [eiser] een rekening bij ING had moeten aanvragen omdat dat de laatste bank is waarbij hij een privé rekening had, sterkt de indruk dat ABN tracht [eiser] vanwege zijn verhoogde risicoprofiel een andere bank in de maag te splitsen, wat neerkomt op een categorale afwijzing.
4.10.
[eiser] heeft geprobeerd bij de andere systeembanken een zakelijke rekening te openen, maar is overal afgewezen. Nu er geen concrete aanwijzingen bestaan voor witwassen of ander crimineel handelen – afgezien van de gedoogde inkoop van softdrugs – is er voor ABN op dit moment onvoldoende reden om hem als klant te weigeren. Voorshands is aannemelijk dat een bodemrechter de vordering zal toewijzen, zodat daarop in kort geding vooruit kan worden gelopen. De vordering zal worden toegewezen.
4.11.
De bank zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- betekening oproeping € 103,83
- griffierecht 309,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.428,83

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de bank om binnen een week na vonnisdatum een zakelijke bankrekening te openen op naam van [eiser] h.o.d.n. Koffieshop [naam coffeeshop] ,
5.2.
veroordeelt de bank in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.428,83,
5.3.
veroordeelt de bank in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021. [1]

Voetnoten

1.type: eB