Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
1.016,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een coffeeshop en ABN AMRO Bank N.V. De eiser, die een coffeeshop exploiteert, vorderde dat de bank hem zou verplichten een zakelijke bankrekening te openen. De bank had eerder de aanvragen van de eiser afgewezen, onder andere omdat hij in het verleden zakelijk had gebankierd via privérekeningen en omdat er vermoedens van witwassen zouden zijn. De eiser stelde dat hij nooit problemen had gehad met de autoriteiten en dat zijn vergunning recent was verlengd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bank niet zomaar een zakelijke rekening kon weigeren op basis van het feit dat de coffeeshop contante betalingen ontvangt en zich dicht bij de grens met België bevindt. De rechter benadrukte dat banken een cliëntenonderzoek moeten uitvoeren en niet categorisch mogen weigeren op basis van het type onderneming. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de vermoedens van witwassen en dat de vordering van de eiser voorshands aannemelijk was. De bank werd veroordeeld om binnen een week een zakelijke rekening te openen voor de coffeeshop en werd ook in de proceskosten veroordeeld.