4.3De beoordeling door de rechtbank
Verdachte in de nacht van 2 mei 2019 in het huis van aangeefster en haar man (getuige [getuige 3] ) is blijven logeren, nadat hij daar samen met aangeefster, haar man en getuige [getuige 2] had geborreld. Tijdens deze borrel zou besproken worden dat verdachte het voorzitterschap van de [naam club] over zou nemen van getuige [getuige 2] . Verdachte is in de logeerkamer gaan slapen. Aangeefster sliep die nacht in haar slaapkamer, samen met haar dochtertje. [getuige 3] sliep die nacht op de bank in de woonkamer, omdat hij anders wakker zou worden van hun dochtertje die bij hen in bed was komen liggen.
Aangeefster heeft verklaard dat ze, ondanks dat ze altijd heel vast slaapt, die nacht wakker werd omdat ze een hand op haar rechterbil voelde. Ze voelde dat de hand een strelende beweging maakte, daarbij over haar bil in de richting van haar schaamstreek ging en haar schaamlip raakte. Zij draaide zich om richting de hand en zag dat verdachte in zijn onderbroek naast haar bed stond. Aangeefster zei toen tegen hem: “
wat doe je hier.” Verdachte verliet hierna onmiddellijk de slaapkamer. Aangeefster durfde verdachte die volgende ochtend niet in persoon te spreken, maar om 11:00 heeft zij hem wel telefonisch geconfronteerd met zijn gedrag. Verdachte zou toen zijn excuses aan aangeefster hebben aangeboden en hebben verklaard dat het nooit had mogen gebeuren.
Vast staat dat er –behalve het slapende dochtertje van aangeefster- geen getuigen aanwezig waren die de ontuchtige handelingen zoals door aangeefster geschetst, kunnen bevestigen. In artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is bepaald dat de rechter het bewijs niet uitsluitend kan aannemen op de verklaring van één getuige. Met andere woorden: alleen de verklaring van één getuige is onvoldoende bewijs. Er moet daarom meer bewijs zijn om een ten laste gelegd feit te bewijzen. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Niet is vereist dat elk onderdeel van de tenlastelegging in ander bewijsmateriaal steun vindt. Dat betekent dat de rechtbank moet beoordelen of enerzijds de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en anderzijds of haar verklaring voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Indien de verklaring van aangeefster betrouwbaar wordt geacht, kan dit op zichzelf niet als voldoende steunbewijs dienen. Het steunbewijs dient verder te zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan verdachte verweten gedragingen.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij wakker werd omdat hij gestommel hoorde. Hij stond op en liep richting de slaapkamer. Vanuit de slaapkamer hoorde hij smakgeluiden. Even later zag [getuige 3] dat verdachte in zijn onderbroek de slaapkamer uitliep. Verdachte heeft hem toen niet gezien. Hierna is [getuige 3] direct de slaapkamer binnengelopen. Hij zag dat zijn vrouw rechtop in bed zat en verdwaasd was. [getuige 3] vroeg aan aangeefster wat verdachte in de slaapkamer deed, waarop zij zei: “
maar ik sliep!” Aangeefster en [getuige 3] hebben de volgende ochtend over het incident gesproken. [getuige 3] heeft verklaard dat zijn vrouw toen erg emotioneel was en voor zijn ogen instortte. Daarnaast heeft getuige [getuige 1] verklaard dat hij op 2 mei 2019 in de avond bij aangeefster en [getuige 3] thuis was en dat hij toen zag dat aangeefster huilerig was.
Gelet hierop is de rechtbank allereerst van oordeel dat de verklaring van aangeefster als authentiek en betrouwbaar kan worden gemerkt en dat aangeefster –anders dan wat de verdediging naar voren heeft gebracht- niet gedroomd heeft. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan hetgeen zij heeft verklaard.
De aangifte wordt verder ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] , die verdachte op 2 mei 2019 telefonisch heeft gesproken. Tijdens dit gesprek heeft verdachte verklaard dat hij wist dat hij fout was geweest en dat het klopte wat [persoon] zei dat er was gebeurd. Getuige [getuige 1] heeft eveneens op 2 mei 2019 telefonisch met verdachte gesproken, waarbij verdachte aan hem heeft verteld dat de slaapkamer de meest veilige plek zou moeten zijn, dat hij fout was geweest en dat hij spijt had van wat er gebeurd was. Tevens heeft verdachte op 2 mei 2019, kort na zijn telefoongesprek met aangeefster, per direct zijn taak als secretaris en zijn lidmaatschap van de [naam club] opgezegd. Op 6 mei 2019 heeft verdachte een aanvullende mail gestuurd naar de leden van de [naam club] waarbij hij het volgende schreef:
“Al geruime tijd merk ik dat ik mijzelf een steeds hogere (sociale) druk opleg en dat ik teveel tijd in mijn bedrijf steek terwijl het (nog steeds) niet veel oplevert. De stresspieken die dit opleveren zorgen ervoor dat ik mijzelf steeds vaker niet in de hand heb. Nadat dit ik ook vorige week is gebeurd, kon ik niet anders dan mijn lidmaatschap per direct op te zeggen.”
Verdachte heeft zich tijdens zijn verhoor bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht. Tijdens de zitting heeft hij verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij aangeefster heeft aangerand. Hij zou te veel hebben gedronken en mogelijk hebben geslaapwandeld. Dat hij vaker slaapwandelt, al dan niet na het drinken van alcohol, heeft verdachte echter op geen enkele wijze onderbouwd. Bovendien heeft verdachte deze uitleg in een laat stadium – namelijk pas op de terechtzitting – naar voren gebracht. Wanneer hij daadwerkelijk zou hebben geslaapwandeld en zich daardoor niets meer kon herinneren, had het voor de hand gelegen dat hij dit direct had uitgelegd aan aangeefster, [getuige 2] , [getuige 1] en de politie. Over de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 1] , dat verdachte zou hebben erkend wat hij heeft gedaan en hier spijt van zou hebben, heeft verdachte alleen verklaard dat hij dit niet zo heeft gezegd. Zijn mail zou volgens verdachte slechts zien op zijn overmatig drankgebruik.
Gelet op het bovenstaande in zijn geheel bezien, vindt de rechtbank dat de verklaringen van de getuigen [getuige 3] , [getuige 2] en [getuige 1] en de mails van verdachte zelf voldoende steunbewijs bieden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van aangeefster en dat hij zich hier ook bewust van is geweest. Het verweer van verdachte, dat hij zich hier niets van kan herinneren omdat hij dronken was of mogelijk slaapwandelde, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde.
Primair ten laste gelegde feit
Vast staat dat aangeefster sliep toen verdachte haar heeft betast. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake was van een situatie van verminderd bewustzijn bij aangeefster, waarbij van haar in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij weerstand kon bieden aan de handelingen van verdachte.
Zodoende vindt de rechtbank het primair ten laste gelegde feit bewezen, met uitzondering van het zoenen van aangeefster. Aangeefster heeft immers verklaard dat verdachte haar over haar bil en schaamstreek heeft gestreeld, maar dat zij niet zeker weet of verdachte haar heeft gezoend. De verklaring van [getuige 3] dat hij smakgeluiden hoorde, is hiervoor onvoldoende. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging partieel worden vrijgesproken.