Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
1.De procedure
Ter zitting waren aan de zijde van West Coast aanwezig [naam 1] (indirect bestuurder), [naam 2] (legal counsel), mr. Vader, mr. Van der Raaij en mr. M.B. Vestering (Shearwaters Advocaten B.V.). [gedaagde 1] was aanwezig met mr. Van Kampen en mr. Welschen. Aan de zijde van [gedaagde 2] waren aanwezig de heer [naam 3] (CFO van [gedaagde 2] ), mr. Atema en mr. Kraaipoel.
2.De feiten
traderin dienst getreden bij VCTS2, op basis van een arbeidsovereenkomst. Vervolgens is hij gedetacheerd binnen de groep, in ieder geval (ook) bij VCE. In zijn arbeidsovereenkomst staan een concurrentieverbod, een verbod op het benaderen van relaties van West Coast en een geheimhoudingsbeding. Zijn salaris bedroeg bij aanvang bruto € 2.500,00 per maand, exclusief een dertiende maand. Zijn manager had de discretionaire bevoegdheid hem een bonus toe te kennen.
traderin dienst getreden bij [gedaagde 2] , een holdingmaatschappij binnen de [gedaagde 2] . Een aantal
tradersvan West Coast waren hem al voorgegaan. Tot 2015 behoorden West Coast en [gedaagde 2] tot dezelfde groep van ondernemingen. In 2015 is die groep gesplitst in twee onderdelen, die zich aanvankelijk richtten op distributie van verschillende soorten goederen. Voor [gedaagde 2] waren dat aanvankelijk luxe goederen zoals juwelen, cosmetica en wijn. Inmiddels richt [gedaagde 2] zich, net als West Coast ook op de handel en distributie van
toiletriesen
professional haircare.
3.De vordering in conventie
4.De vordering in reconventie
5.De beoordeling in conventie
tradersen dat er sprake is van een incubatietijd waardoor de schade ook nog op een later moment kan intreden. De kans dat de onderneming van West Coast nu nog schade zal ondervinden van een schending van het concurrentie- en het wervingsbeding door [gedaagde 1] , wordt zo klein geacht dat de vordering tot nakoming van deze bedingen bij gebrek aan belang zal worden afgewezen. Daarbij weegt mee dat de voorzieningenrechter zich niet aan de indruk kan onttrekken dat de concurrentiestrijd tussen West Coast en [gedaagde 2] over het hoofd van [gedaagde 1] wordt uitgevochten en [gedaagde 1] in staat moet zijn om een inkomen te vergaren. Dat betekent dat geen beslissing wordt gegeven of de bedingen voorshands afdwingbaar zijn. Partijen twisten over die vraag. Desgewenst zal de meest gerede partij zich tot de kantonrechter dienen te wenden met de vraag of [gedaagde 1] aan de bedingen gebonden is.
recruiter– waarvan niet is betwist dat die in opdracht van [gedaagde 2] handelde – in ieder geval één collega van [gedaagde 1] benaderd voor een overstap, waarbij haar is meegedeeld dat als ze een concurrentiebeding had, [gedaagde 2] bereid was het risico daarvan op zich te nemen zodat zij zich geen zorgen hoefde te maken. Toen [gedaagde 2] door West Coast werd aangesproken op de overstap van [gedaagde 1] , heeft zij bovendien lange tijd volgehouden dat [gedaagde 1] nauwelijks voor [gedaagde 2] heeft gewerkt omdat hij al in zijn proeftijd was ontslagen. Naar nu blijkt, is [gedaagde 1] nadien voor [gedaagde 2] blijven werken, maar dan als zzp-er onder de schuilnaam [naam 5] . Dat dit allemaal niet fraai is, is een understatement. [gedaagde 2] heeft volhard in haar gedragingen totdat het bewijsbeslag werd gelegd, waarbij [gedaagde 2] het beslag bij [gedaagde 1] heeft gefrustreerd. Ook als het door [gedaagde 2] terugzetten naar fabrieksinstellingen van de laptop en telefoon van [gedaagde 1] een paniekreactie is geweest, zoals [gedaagde 2] stelt, is dat een kwalijke zaak. De ommezwaai die zij sinds de beslaglegging heeft gemaakt, lijkt vooral te zijn ingegeven door een wens om haar schade zoveel mogelijk te beperken. Nu voorshands aannemelijk is dat prikkels van buitenaf nodig zijn om een eind te maken aan de onrechtmatige gedragingen van [gedaagde 2] , zal het ronselverbod (zie onder 3 punt 5) worden toegewezen als na te melden. West Coast heeft daarbij een spoedeisend belang omdat de vraag naar
tradersveel groter is dan het aanbod. Daarover zijn partijen het eens. Wel zal de dwangsom worden beperkt op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
recruiterhad het alleen over het concurrentiebeding en niet over de overige post-contractuele bedingen. Daar komt bij dat [gedaagde 1] heeft verklaard bij het meenemen van de informatie van West Coast op eigen initiatief te hebben gehandeld (om een vliegende start te maken). Voor toewijzing van de vordering om [gedaagde 2] te verbieden om werknemers van West Coast aan te sporen of uit te lokken om hun relatiebeding of geheimhoudingsbeding te schenden, bestaat dan ook onvoldoende grond.
980,00